De Deense Vereniging van de KZ-gevangenen van Neuengamme (ook als Vereniging Neuengamme bekend) bestaat al 60 jaren. Kort na haar oprichting begon het bestuur jaarlijkse reizen naar de KZ-Neuengamme (dat toen nog een gevangenis was) en ook naar andere buitenkampen te organiseren. Aanvankelijk reden de mensen met hun eigen auto’s en ontmoetten ze elkaar op een afgesproken plaats en tijd. De toenmalige voorzitter Holger Grome noemde deze reizen “pelgrimstochten” en deze naam is in ere gehouden. De belangrijkste aanleiding voor de reis was de kranslegging of ook het leggen van bloemen met linten van de vereniging, om de slachtoffers te herdenken en de aanwezigen eraan te herinneren dat deze onmenselijke omstandigheden niet mogen worden vergeten. Even belangrijk was echter ook de mogelijkheid om lotgenoten te ontmoeten en over gemeenschappelijke ervaringen in de concentratiekampen te praten, ervaringen waarvan niemand anders zich een voorstelling kon maken. Nu zijn er geen KZ -gevangenen meer in de Vereniging Neuengamme, zodat de leden van de vereniging hoofdzakelijk bestaan uit nabestaanden en andere belangstellenden. Dit jaar ondernam de vereniging een zeer interessante reis, rijk aan afwisseling; daarvan wordt hier verslag gedaan. De presidente Helle Nielsen en haar echtgenoot Leif Nielsen hebben zich bij de organisatie van deze reis – en bij het zoeken van financiële ondersteuning – veel moeite getroost om de deelname te kunnen bekostigen.
Eerste reisdag
We ontmoetten elkaar op een station in Kopenhagen en reden met onze gehuurde bus in zuidelijke richting. Onderweg pikten we nog andere deelnemers op en de reis werd voortgezet op de veerboot naar Duitsland. Het gezelschap bestond uit 13 personen, inclusief het voltallige bestuur. In Heiligerhafen aten we een heerlijke Wienerschnitzel en ging de reis verder naar Hannover: ons eerste doel; daar zouden we gedurende drie dagen in een hotel verblijven.
Na het avondeten kwamen we bij elkaar. Finn Verner Nielsen en Marianne Rusz vertelden over hun bezoek aan het terrein van het voormalige concentratiekamp in Dalum. Zij waren samen met Ole Blædel op pad en hadden de al lang vergeten en overwoekerde pantsergraven ontdekt en in kaart gebracht. Deze schetsen waren ook tot stand gekomen met de hulp van Kari Lis Hjulgaard, die met een drone foto’s kon maken. Het was erg boeiend om daarover een en ander te horen en het gesprek ging verder ook over de nabijgelegen buitenkampen. Onder de deelnemers bevonden zich meerdere verwanten van gevangenen die zowel in Neuengamme als ook in de buitenkampen vast hadden gezeten.
Tweede reisdag
Een mooie en interessante “vrije dag”.
De bus bracht ons naar Hameln, dat ongeveer een uur rijden van Hannover ligt. Hameln is de stad waar de rattenvanger in 1248 woonde. Het is een aardige, kleine stad met veel mooie huizen. We lunchten in de hoofdstraat – en de rattenvanger (een gids) kwam inderdaad – al fluitend – met een groep toeristen door de straat gekuierd.
Vervolgens hebben we een heel mooie boottocht over de Weser gemaakt. Het was werkelijk een mooi uitstapje; ook het landschap was fraai om te zien.
De dag werd afgesloten met een kranslegging in het KZ-Hannover Stöcken. Het was een kamp waar o.a. accu’s (Varta accu’s) voor duikboten werden vervaardigd. De vader van Hasse Jensen had in dit kamp gewerkt en Hasse hield een heel mooie korte toespraak bij het gedenkteken, voordat hij onze krans legde. Van het kamp is niets overgebleven – alleen het gedenkteken en enkele vitrines met informatie. ’s Avonds hoorden we van Niels Gyrsting het een en ander over Porta Westfalica. Het was erg gruwelijk wat ons werd verteld. Het dodental was schrikwekkend hoog. Zijn verhaal gaf echter aanleiding tot een belangrijke uitwisseling over de omstandigheden in verschillende concentratiekampen; veel kleine voorvallen en voorbeelden kwamen daarbij aan bod.
Derde reisdag
We hadden van tevoren een afspraak gemaakt met de onbezoldigde medewerkers van de KZ en het documentatiecentrum Porta Westfalica. We ontmoetten Torben Lange voor het Hotel Kaiserhof, waar de gevangenen vooral in de jaren 1944-1945 verbleven en in een voormalige feestzaal aten – in een gebouw achter het hotel. De gevangenen verrichtten zwaar werk in de mijngangen. Het wooncomplex staat er nu niet meer, maar we hebben veel gehoord over de verschrikkelijke omstandigheden waaronder de gevangenen leefden. Ze kregen zeer karige porties eten en werkten in ploegendienst van 12 uur, 7 dagen per week. Ze werden vaak geslagen; en infectieziekten waren wijd verbreid. Vandaar dat het sterftecijfer ook verschrikkelijk hoog was: ongeveer 40 %. Torben Lange was een fantastische reisleider: hij begeleidde ons naar de plaatsen die onze belangstelling hadden en hij bracht veel tijd met ons door. Hij – en de andere vrijwilligers – zijn echt enthousiaste mensen, die ertoe hebben bijgedragen om een deel van de mijn voor het publiek toegankelijk te maken, zodat in de zomer op zaterdag en zondag rondleidingen plaats kunnen vinden. De gidsen vertellen niet alleen over mijnbouwkundige en technische feiten, maar vooral ook over de verschrikkelijke omstandigheden die de KZ-gevangenen moesten doorstaan.
Na de Kaiserhof reden we naar de mijn “Dach 1” (die eigenlijk in de winter is gesloten, maar men stelde haar heel vriendelijk voor ons open). Hier moesten we helmen opzetten, voordat we naar binnen gingen. Een andere vrijwilliger, Torsten, zorgde voor de verlichting tijdens ons bezoek. Voor de gevangenen moet het een enorme inspanning zijn geweest om de mijngangen zowel in de hoogte als ook in de breedte te verwijden en de betonvloer aan te leggen. In de mijn heerste gedurende het hele jaar een temperatuur van rond de 10 graden Celsius.
De reis werd voortgezet naar een begraafplaats in Barkhausen, waar veel KZ-gevangenen werden begraven. Stierven er veel personen tegelijk op een dag, dan kwamen ze in een massagraf terecht. Na de oorlog kwamen daar mensen uit verschillende landen om hun overleden burgers naar hun thuisland over te brengen. Maar er zijn nog 78 gevangenen niet geïdentificeerd. Wij legden bloemen met het lint van de Vereniging, zowel bij de mijn “Dach 1 “ als bij de gedenksteen op de begraafplaats.
Vervolgens werden we op het gemeentehuis uitgenodigd , waar de locoburgemeester van Porta Westfalica, Karl Erich Schmeding en de voormalige burgemeester Bernd Hedtmann een toespraak hielden. (Bernd Hedtmann is de voorzitter van de Vereniging KZ–Gedenkstätte en Documentatiecentrum Porta Westfalica). Aanwezig was ook Thomas Lange, die informatie verschafte over de toekomstplannen met betrekking tot de mijn. Zij hopen volgend jaar middelen te verkrijgen voor de opening van een museum, dat in containers zal worden ingericht. Wij wensen hen veel succes met dit project.
Alle aanwezigen vonden het erg belangrijk om met Denemarken contacten op te bouwen, omdat daar nog veel informatie ontbreekt over de gevangenen die in de mijngangen hebben gewerkt. Er bestaan weinig persoonlijke verslagen uit deze tijd. Ze toonden zich enthousiast over de Deense arts Jørgen Kieler, die in zijn boek “Pathologie der KZ-Lager” over Porta Westfalica heeft geschreven. Kieler was student medicijnen; hij werd aanvankelijk ingezet voor werk op het terrein. Helaas waren er weinig hulpmiddelen en medicijnen voor alle ziektes die daar heersten. Ook na de oorlog bezocht Kieler het voormalige concentratiekamp meermalen.
Ons bezoek werd op de website van de Vereniging in Porta Westfalica vermeld. U kunt de bijdrage hier lezen.
Tot slot gingen we naar een hele mooie gedenkplaats, gelegen in Hausberge, in een klein park in de buurt van het gemeentehuis. Thomas Lange had een bijzonder mooie krans gekocht, die door Helle en Marianne werd gelegd. Het was een heel bijzondere dag met veel indrukken – en we hebben veel respect voor het enorme werk dat de vrijwilligers in Porta verrichten.
Ook op deze avond werd ons weer iets ter overdenking aangeboden. Niels Gyrsting had een toespraak meegebracht, die hij voorlas. Zij was door bisschop Vincent Lind geschreven voor een ledenvergadering “50 jaar Porta” geschreven op 13 september 1987. De leden van de vereniging waren voormalige gevangenen uit Porta. De vereniging werd zo genoemd omdat de eerste groep Denen, die in dit concentratiekamp terecht kwam, een kampnummer kreeg dat met 50 begon. Men neemt aan dat 225 Denen daarheen werden gezonden. Het was een bijzonder mooie en aangrijpende toespraak, waarin de bisschop alle gevangenen herdacht, die in het kamp of direct na de bevrijding zijn gestorven. En dat waren er nogal veel. Een voortreffelijke afsluiting van een dag met veel informatie over dit verschrikkelijke werkkamp.
Vierde Reisdag
We verlieten Hannover en reden in de richting van Bergehof.
Onderweg bezochten wij de Bunker Valentin, die aan de Weser staat, in Farge. Het betreft een enorme bunker, die in de periode 1943-1945 werd gebouwd. Hij zou voor de productie van duikboten worden gebruikt. Het bouwwerk is gigantisch groot: 400 meter lang en in diverse segmenten onderverdeeld. Bij de bouw waren 10.000 mannen betrokken, van wie een ruime meerderheid uit KZ-gevangenen bestond. Men gaat er van uit dat 1.600 gevangenen onder verschrikkelijke omstandigheden hun leven verloren. Andere gegevens wijzen naar 4.000 omgekomen mensen.
Buiten de bunker bevonden zich enkele ingegraven grote olietanks. Zij werden toendertijd niet gebruikt en enkele KZ-gevangenen werden gedwongen hierin te slapen. Overigens bevonden zich in de buurt nog verscheidene buitenkampen van het concentratiekamp in Neuengamme. Voor zover wij weten hebben daar geen Deense gevangenen gewerkt.
Het is een groot gebouw, heel angstaanjagend. In maart 1945 stuurden de Britten een serie bommenwerpers met bijzonder krachtige bommen over de bunker; het gelukte hen om het 7,5 meter dikke betonnen dak te doorboren. Dientengevolge kwam de productie van duikboten nooit op gang. Een groot geluk, want met schatte in dat na het gereedkomen van het bedrijf elke 56 uur – dus ongeveer 2,5 dagen – een nieuwgebouwde duikboot te water gelaten kon worden.
Na een heerlijk avondeten was er weer sprake van een “Gute-Nacht-Geschichte”. Het was Hasse, die enkele foto’s, tekeningen en lijsten met namen had meegebracht; hij had ze van zijn vader geërfd. Het was leuk en interessant om bruin – zwarte foto’s van pelgrimstochten – ook naar de voormalige DDR – te bekijken, ook samen met van stempels voorziene documenten. Naar aanleiding daarvan kwamen er veel goede gesprekken op gang – en diverse deelnemers konden hun ouders op de oude foto’s herkennen.
Vijfde en laatste reisdag
Om 9.30 uur reed de bus naar de KZ-Neuengamme, waar we een afspraak hadden met Dr. Alexandre Froidevaux van het vormings- en studiecentrum. Wij ontmoetten elkaar bij de plaats van het crematorium, waar Dorthe een krans legde. Haar vader was een gevangene in het kamp en jarenlang voorzitter van de Vereniging Neuengamme. Alexandre heette ons welkom en vroeg naar onze wensen bij ons bezoek. We hadden niet veel tijd en het liep nogal uiteen wat de deelnemers wilden bezoeken. Hij bood ons aan de voormalige residentie van de commandant te laten zien. Binnenkort zou daarin een tentoonstelling worden geopend. Hiertegen konden we natuurlijk geen bezwaar maken. Slechts enkelen hadden het verblijf eerder gezien. In dit huis had de commandant met zijn – vroeg overleden – vrouw en vijf kinderen gewoond. Gevangenen die daarvoor geschikt werden geacht, werkten hier als huishoudelijke hulp, tuinman, enz. Dat was begrijpelijk een heel aantrekkelijke baan, want men kreeg meer te eten en de hygiëne was beter dan in het kamp. Daarom werden ze ook zeer benijd. Het moet heel bizar zijn geweest om een gezinsleven te leiden in een huis, terwijl zich – direct achter het hek – duizenden hongerende, uitgeputte gevangenen bevonden.
Na een korte rondleiding zijn toen een aantal van ons naar de permanente tentoonstelling gegaan, die werkelijk zeer goed is: men leert iedere keer iets, wanneer men daar is. Maar het zou heel veel dagen vergen om alles te bezichtigen; dat moet dus in kleine stukjes worden opgedeeld.
Nadat we van de gedenkplaats afscheid hadden genomen, aten we in de bus lunchpakketten uit het hotel. We namen de vroege veerboot om 14.45 uur en we kwamen dus om 17.30 uur al in Kopenhagen aan.
Wij waren het er allen over eens dat het een heel mooie, interessante reis was, vol afwisseling, maar ook een emotionele reis. En we zouden de mensen heel hartelijk willen bedanken die de tijd hebben genomen om met ons te spreken en ons rond te leiden. Het heeft veel voor ons betekend. En vanzelfsprekend bedanken wij nog onze geweldige chauffeur Mogens Dyre Frederiksen allerhartelijkst.
Vertaling: Wim van der Sluis