In het afgelopen jaar verheugde de Deense Vriendenkring “Vereniging van KZ-gevangenen in Neuengamme” (ook bekend als Vereniging Neuengamme) zich zeer op het bezoek aan de gedenkplaats Neuengamme; dit naar aanleiding van de 75ste herdenkingsdag van de bevrijding.
Vanwege corona was dat helaas niet mogelijk en ook voor het jaar 2021 is het nog niet zeker of men kan reizen. Maar we hebben vanzelfsprekend begrip voor het feit dat beperkingen in acht moeten worden genomen.
Mijn naam is Margit Grome en ik ben de dochter van Erik Holger Grome. Mijn vader nam deel aan het verzet in Denemarken en hij was gevangene in het KZ–Neuengamme. In de afgelopen jaren heb ik meerdere reizen ondernomen naar gedenkplaatsen; reeds als kind met mijn ouders, maar ook als volwassene – en nu ik gepensioneerd ben, in mijn hoedanigheid van bestuurslid van de Deense “ Vereniging Neuengamme”. Het was altijd een geweldige en ook plechtige ervaring om aan deze reizen deel te nemen. Het geeft een heel bijzonder gevoel om de plaatsen te bezoeken waar zo veel mensen onder onmenselijke omstandigheden opeengepakt leefden. Het is daarom zeer te betreuren dat we vele jaren achtereen niet in de omstandigheden verkeerden de gedenkplaatsen te bezoeken en om de mensen te eren en te waarderen, die in het KZ-Neuengamme zoveel gruwelijks hebben beleefd en de velen die daar zijn gestorven,
Dit verslag gaat over mijn vader Erik Holger Grome Nielsen, over zijn verblijf in het KZ-Neuengamme, over hoe hij hielp de nationale “Vereniging Neuengamme” op te richten en waarom ik bestuurslid werd.
Mijn vader als verzetsstrijder
In het jaar 1940, toen Denemarken werd bezet, was mijn vader 19 jaar oud. Hij woonde in Kopenhagen en werkte eerst als telegrambesteller, voordat hij later ambtenaar bij de Deense “P.T.T.” werd. In het jaar 1942 werd hij vervolgens toegevoegd aan de Koninklijke Deense Garde in de rang van soldaat 1ste klas. De Duitsers hieven het Deense leger op, in augustus 1943 , met als gevolg dat mijn vader naar zijn geboortestreek werd teruggestuurd. Daarvóór slaagden de Deense soldaten er echter in hun eigen wapens te vernietigen – tot grote ergernis van de bezetter.
Vanaf 1940 tot februari 1944 was mijn vader af en toe actief in het verzet. Aanvankelijk was hij werkzaam bij de Duitse briefcensuur op het hoofdpostkantoor en het vliegveld – dit werk vatte hij zeer “ruimhartig” op, in die zin, dat hij brieven als “gecensureerd” liet afstempelen, zonder dat hij ze van tevoren daadwerkelijk had gescreend. Later was hij rechtstreeks actief in het verzet, onder andere in het “Thuisfront” (Dannevirke) en in de Holger Danske [o.a. de naam van een grote verzetsgroep in Denemarken. Noot v.d. vert.].
Op 2 februari 1944 werd hij tijdens een poging tot spoorwegsabotage in Helsingør gevangengenomen. Vermoedelijk werd de actie door een tipgever aan het licht gebracht. Hij kwam in de gevangenis van Vestre terecht, vervolgens in Horserød (2 februari 1944 -10 augustus 1944); daarna werd hij op 10 augustus 1944 overgebracht naar het Kamp Frøslev. Hier hadden de bezetters beloofd dat de Deense gevangenen in het kamp zouden kunnen blijven. De omstandigheden waren in feite goed – vooral wanneer men bedenkt hoe de toestand was in de concentratiekampen.
Verblijf in het KZ-Neuengamme en Meppen-Versen
Maar al 10 dagen later – op 20 augustus 1944 – werd hij doorgestuurd naar ’t KZ – Neuengamme, waar hij tot in november 1944 verbleef. De gevangenschap in dit kamp was onvoorstelbaar zwaar, maar het werd nog erger toen hij vanaf 15 november 1944 tot 15 maart 1945 in het buitenkamp Meppen–Versen moest verblijven. De omstandigheden waren daar verschrikkelijk. Onder meer moesten de gevangenen zeer diepe loopgraven aanleggen om het oprukken van pantservoertuigen tegen te gaan; de Duitsers vreesden daar een invasie van de geallieerden. Dit graafwerk vond plaats in de zeer koude winter [1944 – 1945], met slechte klompen aan de voeten, in dunne kleding – en vaak staand in ijskoud water. Velen stierven in deze tijd.
Mijn vader sprak niet veel over deze periode, maar hij vertelde mij, dat de commandant een groot deel van het eten der gevangenen – rapen – verkocht aan de omwonende boeren, zodat de hoofdmaaltijd uit waterige soep bestond. Eén van de redenen waarom hij en andere Denen overleefden, bestond ongetwijfeld uit de pakketten van het Rode Kruis, die zij af en toe uit Denemarken ontvingen. De bewakers pikten een gedeelte in van de inhoud der pakketten, maar gelukkig bereikte een deel de hongerige gevangenen. De pakketten bevatten o.a. sigaretten, die een goede “handelswaar” vertegenwoordigden.
Terugkeer in de witte bussen
Op 15 maart 1945 keerde mijn vader naar Neuengamme terug. De reden daarvoor was een grote reddingsactie, waarbij het Rode Kruis en vrijwilligers uit Denemarken en Zweden onder leiding van Graaf Folke Bernadotte naar Duitse concentratiekampen reden en Scandinaviërs naar huis brachten. Dit vond plaats rond 20 april 1945. De meest zieke gevangenen werden in Denemarken overgebracht naar een trein omdat zij in Zweden naar een ziekenhuis of herstellingsoord moesten worden vervoerd.
Er werd een kort verblijf in Kopenhagen aangekondigd, en de halfzuster van mijn vader, Elly, die “zus” werd genoemd, mocht mijn vader eventjes op het perron ontmoeten. Ze herkende hem überhaupt niet. Hij was 40 kilo afgevallen en zag er verschrikkelijk uit. Maar zij herkende hem aan z’n stem, toen hij zei: “kom hier zus, en laat je omarmen”. Een wonderbaarlijke ervaring voor “zus” – en wat een grote vreugde thuis toen ze daar arriveerde en over de ontmoeting vertelde!
Na de oorlog
Na de oorlog werkte mijn vader eerst weer voor de Garde. Hij was heel gelukkig daar weer te zijn, maar hij moest helaas na het concentratiekampverblijf zijn loopbaan opgeven vanwege ziektes, in het bijzonder t.b.c. Hij speelde enkele jaren trombone in het PTT-orkest, maar hij moest helaas ook deze activiteit vanwege een longaandoening opgeven.
Hij leerde mijn moeder kennen en trouwde met haar in 1948. In 1949 kregen ze twee kinderen, de tweeling Margit en Martin Grome.
Mijn vader was tot aan zijn dood in het jaar 1981 werkzaam bij de Post. Hij was lange tijd ziek (tuberculose, KZ – syndroom, enz.). Het was goed dat mijn vader deze betrekking had, want hoe vaak hij zich ook ziekmeldde, zijn kwalen werden door de staat serieus genomen. In de laatste jaren had hij een bijbaan en werkte voor halve dagen bij de Pakketpost.
Vooral in de beginjaren was mijn vader heel actief en direct na de oorlog hielp hij bij de opbouw van de “Thuisland Verdediging” [een soort paramilitaire organisatie. Noot v. d. vert.]; en hij werd compagniescommandant in de rang van kapitein, voor de regio Amager.
De overlevende gevangenen keerden uit de concentratiekampen, zowel geestelijk als ook lichamelijk, verzwakt terug naar huis. Voor de lichamelijke ziektes werd gezorgd, maar voor wat betreft de psychische aandoeningen werd tegen hen gezegd: “Je zou blij moeten zijn dat je het hebt overleefd; denk er maar niet meer aan – en ga door”. Dat was in feite onmogelijk.
Overal in Denemarken bevonden zich kleine groepen van voormalige KZ-gevangenen, die bij elkaar konden komen om elkaar te helpen. Velen hadden ook financiële problemen, omdat het hen niet lukte om werk te verrichten. In de loop der jaren bleek echter dat dit samenkomen van voormalige gevangenen geenszins voldoende hielp. Er waren veel grotere inspanningen vereist.
Mijn vader heeft daarom op de 26ste mei 1962 de Deense vereniging “Landsforeningen af KZ -fanger fra Neuengamme” mee opgericht en hij was tot aan zijn dood voorzitter. Hier lukte het ons om met politici in gesprek te komen, financiële en psychologische hulpvormen te initiëren – en niet in het minst om de enorme problemen van de voormalige gevangenen zichtbaar te maken.
Bovendien nam mijn vader deel aan internationale samenwerking – o.a. in de AIN (Amicale International de Neuengamme) en zat hij in het bestuur van de Kammeratrenes Hjælpefond (een Deense organisatie, die mensen in geldnood financieel ondersteunt).
Hij hielp ook bij de organisatie van jaarlijkse reizen naar Neuengamme en andere kampen, ten behoeve van de voormalige gevangenen, hun familieleden en andere betrokkenen. Hij noemde de reizen “pelgrimstochten”. Aanvankelijk reisden ze in personenauto’s; later in bussen. De reizen duurden ongeveer 5 dagen. Doorgaans vond er een rondgang plaats door het Kamp Neuengamme, ook om te zien of de bouw van de gedenkplaats overeenkwam met de toezeggingen.
Een buschauffeur (Leif) vertelde ons dat er bijvoorbeeld op weg naar Meppen-Versen in ’t begin meestal sprake was van een goede stemming, maar dat wanneer ze het voormalige kampterrein dichter naderden, de sfeer geheel anders werd. Vele voormalige gevangenen trokken zich in zichzelf terug en wilden überhaupt niet meer praten.
Men zou zich kunnen afvragen waarom zij deze reizen ondernamen, waarop ze de hel die ze hadden doorgemaakt , nog een keer konden ervaren. Een voormalige gevangene, Ib Lærche, stipte dit punt aan: “Geloof niet dat wij het uit zelfmedelijden doen. Wij komen niet hierheen om onze ziel te beschadigen, maar vanwege de saamhorigheid met de mensen met wie wij in het gehate kamp zo veel kwaads en zo weinig goeds hebben gedeeld. Wij zijn een soort vrijmetselaarsloge en het is het leed van de oorlog dat ons bij elkaar houdt”.
Had mijn vader dus een goed leven na het concentratiekamp? Ja en nee. Hij was vaak vrolijk, had een fijn gevoel voor humor en hij kon grappige woorden en zinnen bedenken. Hij was heel gezellig en een goed echtgenoot en vader.
Schaduwkanten
Maar het kampverleden eiste natuurlijk zijn tol. Er waren tijden waarin de tuberculose erg opspeelde en hij meerdere maanden in herstellingsoorden doorbracht. Hij had vaak nachtmerries waaruit hij dan badend in het zweet wakker schrok. Zijn zenuwen waren niet bijzonder sterk en meerdere keren had hij “zenuwinzinkingen”, zoals dat toen heette. Het begrip “posttraumatisch stresssyndroom” was nog niet bekend.
Wanneer zijn gedachten te “heftig” werden, vluchtte hij in zelfmedicatie met alcohol. Soms zat hij daar urenlang, staarde in de leegte en rookte sigaretten. Nu kan ik dat begrijpen, maar als teenager was dat moeilijk te vatten.
Mijn moeder zei: “Het is natuurlijk heel begrijpelijk dat wij de voormalige verzetsstrijders / KZ-gevangenen eren en met medailles onderscheiden, maar men moest eigenlijk ook de echtgenotes eer bewijzen, die hun man trouw zijn gebleven en hem ondersteund en geholpen hebben. Dat was niet eenvoudig”.
Mijn vader overleed plotseling in december 1981. Hij was 60 jaar oud. Ik herinner me, dat hij ze: “Men zou niet moeten haten, maar ook niet vergeten”.
De Vereniging Neuengamme
Op dit moment hebben we nog maar één van de oorspronkelijke gevangenen in onze Vereniging.
Het Deense bestuur van de Vereniging Neuengamme werd in het begin door voormalige gevangenen gedomineerd, maar die in de loop der jaren door hun verwanten en andere betrokkenen werden vervangen. Ik werd uitgenodigd om lid te worden van het bestuur – en dat ben ik nu zelf meer dan 10 jaren. In de loop van de tijd heb ik veel over de concentratiekampen en de verschrikkelijke leefomstandigheden daar gelezen.
Eigenlijk kan ik wel begrijpen waarom men direct na de bevrijding daarover niet zo veel heeft gesproken. Voormalige gevangenen hebben opgemerkt: “Wat wij zeggen, gelooft sowieso niemand”.
Het heeft voor mij veel betekend, dat ik er een beetje aan kan bijdragen dat de geschiedenis van de verschrikkelijke concentratiekampen niet in de vergetelheid raakt – en dat we ons altijd nog de velen herinneren, die zo onvoorstelbaar hebben geleden -en misschien hun leven hebben opgeofferd, opdat wij vrij zijn en in een democratisch land kunnen leven. Ik heb veel respect voor het geweldige werk dat de AIN doet. Dat is van onschatbare waarde.
Vertaling: Wim van der Sluis