In Nederland wordt mijn boek Kinderen met een ster aangeboden vanaf zes jaar en het verbaasde me in eerste instantie dat uitgeverij Carlsen voor de vertaling Kinder mit stern een andere leeftijdscategorie koos: namelijk vanaf 10 jaar. Maar ik wist dan ook niet, er een groot verschil is tussen Nederland en Duitsland: Terwijl in Nederland de Tweede Wereldoorlog in veel geschiedenismethodes al in groep 5 of 6 van de basisschool voor het eerst wordt aangeroerd, komt dit onderwerp in Duitsland pas in het vervolgonderwijs aan bod. Op de Grundschule wordt over deze periode niet gesproken. Een activiteit rondom Kinder mit Stern op de Grundschule zou volgens uitgeverij Carlsen dan ook moeilijk zijn, zo niet onmogelijk. Als er al een juf haar nek uit wilde steken, zou ze worden teruggefloten door de ouders.
Een dappere juf
Swenja Granzow-Rauwald en ik kennen elkaar via de Erinnerungsarbeit rondom de Gedenkstätte Neuengamme. De gedachte dat we van de geschiedenis kunnen leren, maakt dat we ons beiden inzetten om het verhaal van de terreur van de nazi’s onder de aandacht te brengen en dat verbindt ons.
Aan Swenja legde ik voor dat ik graag een bezoek zou willen brengen aan een Grundschule om over Kinder mit Stern te spreken. Ik vertelde haar uit hoe zo’n klassenbezoek van mij in Nederland eruitzag, wat ik wel aan de orde stelde en wat niet. Zij besprak het met haar vriendin Silke Knauf, die juf is van een vierde klas op de Schule an der Isebek in Hamburg. Zij legde mijn verzoek vervolgens aan collega’s voor én aan de ouders van haar leerlingen. Iedereen reageerde positief en ik was welkom, zowel in haar klas als die van haar collega.
Voorbereiding
Tijdens mijn voorbereiding realiseerde ik me, hoe anders mijn verhaal voor Duitse kinderen zou moeten worden. In Nederland vertel ik in groep 5 en 6 dat in mei 1940 het Duitse leger Nederland binnenviel en bezette, en dat de bezetter daarna een aantal griezelige maatregelen nam. Nederlandse kinderen concluderen onmiddellijk dat het om een oorlog van de goeden tegen de slechten gaat. Ondanks het feit dat zij zelf zo’n zeventig jaar na dato geboren zijn, identificeren zij zich zonder aarzelen met de goeden. Zíj zijn immers Nederlanders, of ze wonen in ieder geval in dat land.
Dat Duitse kinderen zich natuurlijk ook met hun eigen land identificeren, merkte ik bij mijn bezoek aan Silkes klas. Een van de jongens vroeg al vrij snel aan mij, of ik voor het Nederlands elftal was. Hij zelf was fan van het Duitse.
Dat betekende dus, dat ik het in de Duitse klas anders moest aanvliegen. Net als in Kinder mit Stern koos ik ervoor om tijdens mijn verhaal in de klassen dichtbij het perspectief van de hoofdpersonen te blijven. Ik besloot van tevoren nadrukkelijk in te kaderen, waarover ik zou spreken: niet over de oorlog die de volwassenen gevoerd hadden, niet over de goede en foute beslissingen die zij genomen hadden; maar wel over hoe de hoofdpersonen uit mijn boek in Durchgangslager Kamp Westerbork terecht waren gekomen en hoe ze dat beleefd hadden. Net als in het boek zou ik niet bespreken wat gebeurde als mensen op de trein naar het oosten moesten.
De uitvoering
Mijn klassenbezoeken begin ik altijd met vragen van de leerlingen, dat is een prettige manier om elkaar te leren kennen en bovendien een goede manier om wat over mijn schrijverschap te vertellen. Hierin verschilden de Duitse vragen niet van de Nederlandse:
‘Bent u beroemd?’ vroeg een jongen, en een ander: ‘verdient u veel geld?’
Na tien minuten vertel ik iets meer over de achtergrond van één boek in het bijzonder, en in dit geval was dat dus Kinder mit Stern.
Zodra Nederlandse leerlingen begrijpen waarover ik ga vertellen, is de sfeer onmiddellijk ernstig. Aan de hand hun reacties merk ik dat er al eerder over de Tweede Wereldoorlog gesproken is. Ze noemen Hitler en Anne Frank, soms ook de vernietigingskampen, maar dat kap ik altijd af. Dat onderwerp kan niet in een of twee zinnen besproken worden en vind ik niet geschikt voor deze leeftijd.
In de Duitse klassen kreeg ik niet de indruk dat kinderen al veel voorkennis was. Vanaf het moment dat ik over het boek begon, was de sfeer geladen. Silke zei later: ‘Ze weten dat dit een onderwerp is waarover niet gesproken wordt. Je bespreekt een geheim met hen.’
Haar collega vulde dat aan: ‘Mijn oma vertelde vroeger veel over de oorlog, maar die generatie is weggevallen, dus nu wordt er thuis niet meer over gepraat.’
Na het verhaal over de achtergrond van het boek waren de kinderen stil en onder de indruk, vragen hadden ze niet. Daarom ging ik al snel over naar de afsluitende opdracht: het maken van een monument voor Leo, de hoofdpersoon uit het boek die niet ouder dan negen geworden was. De leerlingen schreven een gedachte op of maakten een tekening voor hem. De resultaten hingen we op een prikbord rond een foto van Leo. Terwijl de kinderen aan het werk waren, liep ik rond en toen kwamen er wel degelijk vragen en opmerkingen. Voorzichtig soms. ‘Met de man die aan de macht was in Duitsland, bedoelde u toch Hitler?’
‘Bent u zelf joods?’ En na mijn ontkennende antwoord: ‘Waarom schrijft u er dan over?’
Het samen werken aan het monument in Nederland én Duitsland een prettige ontlading en daardoor een mooie afsluiting van een klassenbezoek.
De juffen waren te spreken over het bezoek. Ze bevestigden wat ik al hoopte: dat het mogelijk is om met kinderen van deze leeftijd over dit zware onderwerp te spreken. En ze waren het met me eens:
Het is belangrijk dat dit verhaal van uitsluiting en vervolging verteld wordt, juist nu overal in Europa het antisemitisme weer de kop opsteekt.