Martine Letterie en Rinke Smedinga: “De oorlog van twee kanten”
Martine Letterie en Rinke Smedinga zijn ruim twintig jaar met elkaar getrouwd. Martines grootvader werd 1944 in kamp Neuengamme vermoord. Rinkes vader was onder andere bewaker in Kamp Westerbork. Op 29 april 2016 gaven ze een indrukwekkende presentatie over hun familiegeschiedenis(sen) in de bar GOLEM te Hamburg. Die avond vond plaats in het kader vanher Forum „Zukunft der Erinnerung” van de KZ-Gedenkstätte Neuengamme. Van tevoren werden ze door Ulrich Gantz via interent geïnterviewd.
Ulrich Gantz: Jullie doen samen de lezing „Oorlog van twee kanten“. Martine, om met jou te beginnen: wat heb jij nog met de oorlog te maken?
Martine Letterie: Ik ben genoemd naar mijn grootvader Martinus Letterie en ik ben opgegroeid met de verhalen over mijn vaders vader. Hij werd vermoord in het concentratiekamp Neuengamme. Bij mijn oma op de schoorsteen stond zijn foto. Als kind vond ik die verhalen spannend, nu ik volwassen ben kijk daar anders tegen aan.
Ulrich Gantz: Is dat geschiedenis of speelt het nog vandaag?
Martine Letterie: In de vriendenkring Neuengamme, waar ik voorzitter van ben, zie ik nog elke dag hoezeer de oorlog in volgende generaties doorwerkt. Bovendien denk ik, hoop ik, dat we van de oorlog kunnen leren. Mijn opa werd bijvoorbeeld gearresteerd omdat hij op een oude lijst stond van de Nederlandse geheime dienst. Nu zijn jonge mensen in Nederland nog weleens makkelijk, als het hun privacy betreft. Ze hebben niets te verbergen, zeggen ze. Dat verandert op het moment dat iemand die kwaad wil hun gegevens in handen zou krijgen.
Ulrich Gantz: Rinke, hoe zit het met jou en de oorlog? Wat is jouw relatie?
Rinke Smedinga: Mijn vader, een Nederlander, was nazi. Hij behoorde tot de eerste Nederlandse vrijwilligers die een SS-opleiding volgden. Hij ging terug naar Nederland om bij de Duitsgezinde staatspolitie te werken. Hij was onder meer bewaker in Kamp Westerbork, het doorgangskamp voor Nederlandse joden. Aan het eind van de oorlog trad hij in dienst van de Ordnungspolizei in Groningen. En na de oorlog had hij geen spijt. Hij was dus niet alleen fout in de oorlog maar ook erna.
Ulrich Gantz: Jullie zijn meer dan 20 jaar getrouwd. Gezien deze achtergrond, hoe kan dat?
Rinke Smedinga: Gewoon, omdat we van elkaar houden. We hebben een heel leuk leven, naast de oorlog. Altijd gehad. De oorlog hangt niet als een zwaar blok aan ons been. Het bindt ons, diep, in de weerzin voor wat er is gebeurd, in de angst dat we de slachtoffers en de helden vergeten, en vooral dat we niet genoeg van de oorlog leren: dat we niet waakzaam genoeg zijn. Dat is onze gezamenlijke missie, en het helpt daarbij dat we het van twee kanten kunnen bekijken: slachtoffers en daders.
Ulrich Gantz: We zijn benieuwd. Hoe reageert het gehoor tijdens de lezing van “Oorlog van twee kanten”?
Rinke Smedinga: Geïnteresseerd, geëmotioneerd en af en toe gechoqueerd. Het beeld van de oorlog vervaagt en vervlakt. Het verhaal van de holocaust is gelukkig bij vrijwel iedereen bekend. Maar hoe het nou ook al weer zat met de communisten, de politieke gevangenen en met de Nederlandse daders en verraders, dat is relatief onbekend. ‘Jeetje,’ horen we dan, ‘nooit geweten.’ En ook hoe het zijn doorwerking heeft gehad na de oorlog, spreekt aan. Vooral in de details uit het alledaagse leven, zoals hoe wij een oplossing moesten vinden voor wat te doen met de opa’s en oma’s op de verjaardag van de kinderen.
De meest kenmerkende reactie van het publiek is de stormvloed van vragen en verhalen. Gelukkig is er veel tijd gereserveerd voor het gesprek. Zo’n presentatie houdt ook nooit op omdat we klaar zijn. We stoppen omdat de tijd voorbij is, maar het gesprek gaat vaak rondom de bar nog even door.
Martine Letterie: Het soort vragen en reacties hangt ook af van de achtergrond van de vragensteller. Toen we in Westerbork spraken, waren er zowel (kinderen van) slachtoffers als van daders aanwezig. Een joodse man die als kind ondergedoken had gezeten, vond het bijvoorbeeld moeilijk. Hij zei naderhand, dat hij het al luisterend met moeilijk vond om een onderscheid te maken tussen Rinke en zijn vader. Dat vond ik begrijpelijk, maar ook lastig.
Ulrich Gantz: Op 29 april vertellen jullie in Hamburg, in Duitsland, in het land van de toenmalige bezetter. Hoe zie je het tegemoet?
Martine Letterie: Ik vind het heel bijzonder en ook wel emotioneel. De eerste keer dat wij samen in Nederland over dit onderwerp spraken, verraste het me, dat het me zo raakte. Inmiddels ben ik daar wel op voorbereid, maar we stellen ons toch elke keer weer kwetsbaar op. Nu is het extra bijzonder, omdat we spreken in de stad waar mijn grootvader begraven ligt.
Rinke Smedinga: Ik zie ernaar uit. Ik heb dierbare herinneringen aan presentaties over de oorlog die ik eerder, zonder Martine, in Duitsland heb mogen geven. Wat voor mij bindt, is dat er in Duitsland natuurlijk veel meer kinderen en kleinkinderen van nazi’s zijn. Ik veronderstel dat velen van hen – als ik – te maken hebben gehad met negativiteit: met getraumatiseerde ouders, onbeantwoorde vragen en gevoelens van schaamte, verwijt en onmacht. Mijn romantische gedachte, mijn hoop, is dat we elkaar ontmoeten en begrijpen. Maar meer nog dan dat, hoop ik dat we elkaar kunnen vinden in de ambitie om de oorlog te benutten voor iets positiefs. Dat we van de fouten van onze ouders kunnen leren, en die leermomenten mee kunnen geven aan nieuwe generaties. Voor mij voelt dat als een verantwoordelijkheid en een nuttige therapie. Wie nieuwe slachtoffers wil voorkomen, moet ook voorkomen dat nieuwe daders een kans krijgen. Kinderen van nazi’s kunnen daar in mijn overtuiging aan bijdragen. Duitsers en Nederlanders staan zij aan zij voor de uitdagingen van deze tijd.