Ellen Boszhard is de kleindochter van Johannes Klok, die als Nederlandse verzetsstrijder overleed in het concentratiekamp Dachau in 1942. Hier vertelt ze over de moed van haar grootouders, die joden verborgen hielden voor de nazi’s en hielpen om een verboden krant te verspreiden.
Mijn Opa
Toen de oorlog uitbrak hadden mijn opa, Johannes Klok en mijn oma twee dochters van 1 en 2 jaar oud. Dat zijn mijn moeder Joke Boszhard-Klok en mijn tante, Truus Divendal-Klok.
Mijn opa is op 25 juni 1941 tijdens een razzia opgepakt en na een omweg in Dachau terecht gekomen. Daar overleed hij op 22 augustus 1942 op 33 jarige leeftijd aan ziekte en ondervoeding.
De oorlog ging voorbij, de wereld, het leven ging door. Mijn oma hertrouwde met een andere man, die ik altijd kende als mijn opa. Zij kregen nog 3 kinderen.
Als tienermeisje, begon ik langzaam te beseffen dat mijn moeder en haar zus kennelijk een andere vader hadden dan de man die mijn opa was. Die was na de oorlog niet teruggekeerd, oh dat was dus ook mijn opa….verwarrend eigenlijk.
Rond mijn 25ste kreeg ik meer belangstelling voor de vader van mijn moeder. Ik wist wel dat ik het haar niet kon vragen, dat was een te traumatisch gebeuren voor haar. Ik hoorde dat zijn naam in een boek stond in kamp Westerbork.
Daar begon mijn zoektocht. Ik zat op een bankje toen de namen werden geprojecteerd op een witte muur. Ik zat er net zo lang tot de naam Johannes Klok in beeld kwam, daar was hij, huh mijn opa? Daarna ben ik pas echt op zoek gegaan naar meer informatie over hem.
Wat me opviel was dat in Westerbork veel beschreven stond over de jodenvervolging, maar niet over de verzetsstrijders. Verzetsstrijder, wat betekent dat eigenlijk: ……‘Mijn opa zat in het verzet’? Een dichtregel van Remco Campert, voorgedragen tijdens de Februaristaking van dit jaar luidt: “Verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden.”
Al vind ik het verbergen van Joden op zolder gelijk wel een hele grote daad!
Het verzet
Mijn opa en mijn oma zaten beiden in het verzet, ondanks het feit dat ze twee jonge dochters hadden. Al ver voor de oorlog werden ze lid van de CPN omdat ze de onrechtvaardigheid en de enorme armoede om hen heen niet konden accepteren.
Toen de oorlog uitbrak, woonden zij met hun 2 dochters in de Jordaan. Mijn opa was betrokken bij het opzetten van het illegale werk van de CPN. De eerste illegale uitgave van de krant De Waarheid is bij hen thuis op stencil gezet. Hij was ook betrokken bij de organisatie van de Februaristaking. Het bleek later dat hij al in 1938 op een lijst stond als zijnde ‘politiek actief’, lid van de CPN afdeling Jordaan. Na hun verhuizing naar Amsterdam Noord in 1941 werden ze snel een onderduikadres voor Joden die bij hen op zolder terecht kwamen.
Wat een moed om Joden te verbergen als je zelf twee jonge kinderen in huis hebt!
Op 25 juni 1941 is hij, na verraad, bij een razzia tezamen met vele andere CPN’ers opgepakt. Het ging duidelijk om hem: er was geen zoektocht in huis, de Joden op zolder werden niet gevonden. Ik heb thuis een kopie van het Duitse document van de Sicherheitsdienst van 26 juni 1941 met de namen van de “Festgenommenen aktiven Komunisten”, waar dus ook zijn naam op staat.
Mijn tante Truus herinnerde zich, als toen 3-jarige nog de arrestatie en de 2 mannen aan de deur. Na zijn arrestatie is hij in de gevangenis in Schoorl terecht gekomen en in oktober ‘41 naar kamp Amersfoort afgevoerd. In november van datzelfde jaar zat hij met een groep van 150 andere Nederlandse gevangenen, met de nummers 6600 t/m 6750, bij het eerste transport van Amersfoort naar Neuengamme. Daar is hij ziek geworden en op 1 augustus 1942 met een transport zieken afgevoerd naar Dachau.
De transporten van Neuengamme naar Dachau stonden bekend als Himmelfahrtskommando. Na 14 dagen leefden nog maar enkelen vanwege de slechte behandeling die deze zieken kregen. Hij hield het vol tot 22 augustus van dat jaar.
Oma’s verzetsactiviteiten
Ondanks de arrestatie ging mijn oma door met haar verzetsactiviteiten. Het zegt wel wat over haar moed dat zij, als vrouw van een opgepakte verzetsstrijder, door bleef gaan met haar activiteiten. Dat was bv het verspreiden van de illegale krant De Waarheid.
Mijn moeder weet nog heel goed dat ze als 3-jarige bij mijn oma op de fiets achterop zat met haar benen in de fietstassen, de voeten boven op de stapel verzetskrantjes. Een keer kwamen er vliegtuigen laag over en mijn oma smeet de fiets met haar achterop de berm in en zei: “liggen, platliggen” en ze kan nu nog de jeuk van de brandnetels voelen. Dat waren voor haar toen alleen maar spannende momenten. Het verdriet, de angst, dat kwam later pas, na de oorlog.
Een vader die niet terugkwam
Nog niet eens zo heel lang geleden hoorde ik van haar hoe het was om na de oorlog verder te leven met een ‘nieuwe’ vader en nieuwe broertjes en een nieuw zusje. Mijn oma hertrouwde in 1947 en verhuisde met haar 2 dochters naar Vogeldorp in Amsterdam Noord. Hier leefde het gezin met de nieuwe vader verder en kwamen er nog 3 kinderen bij.
Toch hoorde je tot jaren na de oorlog nog over mannen, vaders en zonen die nog terugkwamen! Mijn moeder heeft van haar 6de tot zeker 12de jaar regelmatig op de Meeuwenlaan op de uitkijk gestaan. Misschien komt hij ook wel terug, en oh stel dat hij terugkomt wat dan? Je hoopt dat natuurlijk maar oh hoe moet dat dan? Ze kwam voor zichzelf wel met de oplossing: Dan ga ik maar met mijn vader mee en dan kan Truus bij mama blijven om voor de kleintjes te zorgen……Die situatie kwam er nooit van.
Een oorlog, twee familieverhalen
Over dit verdriet, deze worsteling, werd bij mij thuis niet gesproken. Ik wist dat er verdriet was maar het was geen onderwerp van gesprek. Het was ook heel tegenstrijdig met wat er wel over de oorlog verteld werd. Stoere verhalen over een jochie dat aardappels roofde uit het Duitse kamp, vriendjes werd met de Duitsers en zodoende brood kreeg voor de familie thuis. Dat namelijk waren de verhalen van mijn vader, die 10 jaar oud was toen de oorlog uitbrak. De charme en het gemak om iedereen voor zich te winnen zorgde ervoor dat hij eten mee kreeg uit dat Duitse kamp.Wat een enorme tegenstrijdigheid in 2 families, tegenstrijdigheden die samen kwamen in het gezin waarin ik opgroeide.
Opa’s verhaal moet verteld worden
In 1982 kreeg mijn opa Johannes Klok 40 jaar nadat hij stierf in concentratiekamp Dachau, postuum het verzetsherdenkingskruis. Maar zijn verhaal is eigenlijk nooit verteld, nooit opgeschreven. Zijn naam heb ik nooit gehoord waar dan ook. Over hem is nooit een boek geschreven.
Hij heeft hier nooit door de haag gelopen. Hij heeft nooit zijn dochters, zijn kleindochters, zijn kleinzonen zien opgroeien. Hij kwam op voor mensen die dat nodig hadden en dat was een heel bewuste keus. Hij gaf daarmee zijn eigen leven.
Vorig jaar op deze plek raakte ik geroerd door de kleindochter van Skippy de Waal. Dat was het moment waarop ik dacht: ik wil over mijn opa praten. En hier sta ik dan, met een eerbetoon aan hem. Want, al heeft hij dit monument nooit gezien, het is er ook voor hem. Straks loop ik er weer door, ook voor hem, juist voor hem!
En vandaag ben ik er trots op dat ik dit kan vertellen over hem, in bijzijn van mijn moeder, de dochter van Johannes Klok.
Dit artikel is de geschreven, enigszins herziene versie van de toespraak die Ellen Boszhard bij het Nationaal Monument Dachau in april 2018 maakte.