Nina Jan is het pseudoniem van de kleindochter van de beide voormalige dwangarbeiders Jan G. en Nina P. Als kind verhuisde ze in 1983 met haar ouders van Polen naar Duitsland. Vanaf dat moment voelde zij zich nooit meer ergens echt thuis. Pas enkele jaren geleden werd haar duidelijk, dat de geschiedenis van haar grootouders er een beslissende rol in speelt, dat Duitsland haar vaderland niet kan zijn. Hier laat ze weten hoe moeilijk het voor haar is, dat haar grootmoeder nauwelijks sprak over haar tijd in Duitsland, terwijl haar grootvader de neiging had steeds opnieuw opgesmukte verhalen te vertellen.
Het verhaal (de verhalen) van Jan G.
Mijn grootouders van vaders kant waren Jan G. uit Polen en Nina P. uit Rusland. Misschien pas twee jaar geleden kwam ik erachter dat mijn grootvader in 1920 in werkelijkheid geboren is in Thüringen. Zijn ouders waren vanwege de slechte economische toestand in Polen naar Duitsland gekomen om in de landbouw te gaan werken.
Mijn grootvader groeide op in het dorp Kedziórka in Midden-Polen, als oudste van vier kinderen. Zijn moeder overleed al in 1939. Daardoor bleef mijn overgrootvader, die naast zijn werk als boer zich ook bekwaamd had als schoenmaker, alleen met de kinderen achter.
Hoe mijn grootvader dwangarbeider is geworden in het “Duitse Rijk”, weten we niet met zekerheid, omdat grootvader daarover zelf verschillende versies vertelt. De eerste variant was, dat er een willekeurige razzia in het dorp was. In het Pools noemde men deze vorm van nationaalsocialistische terreur van de bezetters “Lapanka”, dat vertaald kan worden met een kleinerende vorm van het woord “vangen”.
De tweede variant was, dat de zoon van de burgemeester op de lijst van dorpsbewoners die zich voor arbeid in Duitsland moesten melden, heeft gestaan. Mijn grootvader had aangeboden in zijn plaats te gaan. Dat klonk heel heldhaftig.
Tot voor kort vroeg mijn vader zich af of zijn vader zich in feite gemeld had voor arbeid in het “Duitse Rijk”. Misschien heeft hij met de verschillende varianten kleur aan zijn verhaal willen geven. (Opmerking van de redactie: ook wie oorspronkelijk “vrijwillig” naar Duitsland was gekomen, werd uiteindelijk gedwongen op zijn werkplek te blijven).
De eerste boer
We weten dat hij in december 1939 als 19-jarige in de omgeving van Hannover kwam, waar hij bij twee verschillende boeren moest werken. Mijn grootvader heeft ook altijd de Duitse betekenis van het woord “boer” gebruikt als hij over hen sprak en veranderde het woord zoals dat gebruikelijk is in de Poolse grammatica, bijvoorbeeld “bij de boeren” werd “u bauera”.
De omgang met hem als dwangarbeider was bijzonder. Dat was ook de reden dat hij niet bij “zijn eerste boer” mocht blijven. Op de eerste boerderij hoefde hij niet veel zwaar werk te doen. Volgens de verhalen werd hij hoofdzakelijk als koetsier ingezet. De boer zou zelfs tegen mijn grootvader gezegd hebben, dat hij hem als zijn eigen zoon zou behandelen. Die vriendelijke behandeling van grootvader was tot ongenoegen van de boerin. Zij stond erop dat mijn grootvader van de boerderij gestuurd zou worden. Bij het afscheid zou de boer tegen mijn grootvader gezegd hebben, dat hij het als dwangarbeider ergens anders niet zo goed zou hebben als bij hem.
De tweede boer
Grootvader kwam daarop in het dorp Wettensen op een andere boerderij, waar de voorspelling van de eerste boer uitkwam. De arbeid op de boerderij en op het land was zwaar en men spaarde hem niet. Toch was de verzorging niet heel slecht. Grootvader kon voedsel smokkelen voor Poolse dwangarbeiders, die op andere boerderijen leden onder een slechte verzorging. Ook kon hij levensmiddelen brengen bij mijn grootmoeder in het kamp, maar daarover later.
De dwangarbeiders mochten ook zondags naar een herberg gaan en daar bier kopen, maar alleen donker bier. Het was hen verboden met Duitsers te spreken. Eigenlijk was het verboden buiten het dorp te gaan.
Het leed van een uiteengerukte familie
Vervolgens kwam ook mijn overgrootvader als dwangarbeider naar Duitsland. Heel toevallig werd hij ook in de omgeving van Hannover geplaatst. Mijn grootvader heeft hem zelfs bezocht. Wij snappen niet hoe dat mogelijk was.
Overgrootvader kreeg een ziekte aan een been, waardoor hij al spoedig als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eigenlijk was dat een gelukje, want hij werd teruggestuurd naar Polen. Vooral omdat de kinderen die nog in Polen waren, helemaal alleen waren.
Vervolgens was de oudste zus van mijn grootvader aan de beurt. Toen gebeurde er iets merkwaardigs. Mijn overgrootvader stond erop, dat hij, hoewel hij ziek was en de andere kinderen weer alleen zou laten, samen met zijn dochter naar Duitsland zou gaan. Hij beweerde dat hij zijn dochter er niet alleen weg kon sturen. Ze was toen 13 jaar oud. Men wilde overgrootvader vanwege ongeschiktheid niet weer dwangarbeid laten verrichten. Zonder acht te slaan op de afwijzing is hij eenvoudigweg met zijn dochter mee gegaan.
Van een nicht, een kleindochter van de jongere zuster van mijn grootvader, weet ik dat de tijd dat de kinderen alleen in Polen achtergebleven waren, heel moeilijk is geweest. Tot op heden hebben ze er nog verdriet van. Om aan eten te komen, moesten ze bij vreemden verblijven en in de landbouw werken. Ze hadden geen contact met elkaar en ook niet met de familie in Duitsland. Ze wisten niet waar hun vader was en wanneer en of hij zou terugkomen.
In grootvaders familie heeft men geen gunstig beeld van overgrootvader. Steeds wordt gezegd dat hij “niet goed bij zijn hoofd” was geweest. Met de zus van grootvader heb ik twee jaar geleden, bij een bezoek in Polen, gesproken. Ze vertelde mij, dat ze goed was behandeld. Ze was toen ik haar sprak 89 jaar oud en kende nog wat Duits. In haar ogen waren de Russen erger geweest dan de Duitsers. Ze heeft tegen mijn grootmoeder, die toch uit Rusland kwam, zelfs gezegd dat ze niet naar Rusland moest gaan, omdat daar alleen maar verschrikkelijke mensen zijn.
Zoveel vragen voor Nina G.
Mijn grootmoeder Nina is in 1921 in Rostow aan de Don in Rusland geboren. Ik kan mij haar niet meer herinneren, omdat ze in 1985 is gestorven. Wij woonden toen al twee jaar in Duitsland. Wat ik over haar schrijf, weet ik hoofdzakelijk uit hetgeen mijn vader vertelde.
Ze had nog een jongere zuster en drie broers die ouder waren. De oudste broer was als militair bij het Rode Leger in een strafbataljon om het leven gekomen. De zus Aleksandra was net als grootmoeder als dwangarbeidster naar Duitsland gedeporteerd.
Dwangarbeid in de wapenindustrie
Mijn grootmoeder kwam in 1942 naar Duitsland. Over de omstandigheden weten we geen bijzonderheden. Waarschijnlijk is haar vertrek schriftelijk gevorderd, onder bedreiging van een zware straf bij het niet nakomen. De treinreis heeft twee weken geduurd. De munitiefabriek in Godenau was in een stilgelegde kalimijn. Het werk, het vullen van patroonhulzen met kruit, werd onderaards gedaan. Grootmoeder vertelde, dat de werkbanken helemaal niet vaststonden, zodat allen angst hadden voor ongevallen zoals explosies.
Omgaan met verdriet
Aleksandra stuurde men naar Torgau in de fabriek van legermunitie aldaar. Daar is ze ook gestorven. Waaraan ze is overleden, weten we niet. Tot nog toe werd steeds gezegd dat de Geallieerden het bedrijf gebombardeerd zouden hebben. Mijn vader heeft enkele jaren geleden via een website over historische fabrieken informatie gevraagd over deze luchtaanval. Maar hij kreeg de mededeling, dat deze plaats helemaal nooit door een luchtaanval was getroffen.
Toen ik in de zomer van 2015 met mijn vader en mijn oudere broer de heden nog levende familieleden van mijn grootmoeder in Rostow bezocht, werd verteld dat Aleksandra als straf voor sabotage was doodgeschoten.
Ik denk, dat men met zo’n verhaal geprobeerd kan hebben om de dood van de zus betekenis te geven, om het verlies beter te kunnen verwerken. Vermoedelijk is ze heel “gewoon” door honger, uitputting of ziekte gestorven.
Traumatische ervaringen
Grootmoeder had heel slechte herinneringen aan de tijd in Duitsland en sprak er weinig over. Ze haatte Duitsers en Duitsland. De verzorging was heel slecht. Ze leed steeds honger. Ze kreeg minderwaardig roggebrood met soep te eten. Sinds de bevrijding wilde mijn oma geen roggebrood eten. Na de oorlog had ze geen gevoel voor verzadiging meer en ze at altijd te veel. Volgens de verhalen van mijn familieleden was ze een echt dikke vrouw. Daarboven op kwamen mishandelingen zoals slaag en het lastigvallen door personeel van de wacht. Als een dwangarbeidster eten op de grond vond en dat oppakte, kreeg ze een heel erg pak slaag.
Liefde zonder woorden
Ergens op het terrein van het kamp moet een plek zijn geweest die niet werd bewaakt. Hier verbleven de vrouwen na het einde van het werk. Daar heeft mijn grootvader op een dag mijn grootmoeder ontmoet. Hij moet ergens vernomen hebben, dat in de buurt van zijn dorp Oost-Europese vrouwen werden vastgehouden.
Hij nam het toch al niet zo nauw met het verbod dat dwangarbeiders het dorp niet mochten verlaten. Het was niet ongevaarlijk, dus hij moest erg voorzichtig zijn. Toch zwierf hij graag wat rond. Een keer hield hij zich een hele nacht schuil in het veld, omdat hij dacht dat hij tegen de horizon een wachtpost zag. In de morgenschemering zag hij de wachtpost. Op één of andere manier is mijn grootmoeder hem opgevallen.
Hij is dan ook elke keer weer op deze plek gekomen, om mijn grootmoeder te bezoeken. Hij kende slechts Pools en zij alleen maar Russisch. Maar voor hen volstond het om te weten dat ze samen wilden blijven. Grootvader heeft voor haar voedsel gesmokkeld. Na een bezoek moest hij zich haasten en zijn hemd is daarbij een keer blijven hangen op een plek waar hij onderdoor moest kruipen. Grootmoeder vertelde dat het wachtpersoneel het hemd had gevonden en in het kamp ter afschrikking had verteld dat “dit gebeurt met iemand die hier in de buurt rondhangt”. Ze dacht dat mijn grootvader dood was.
Wat was ze blij, toen hij weer opdook. Uiteindelijk heeft hij haar tot het einde van de oorlog bezocht. Hij kwam in het kamp toen het door de Amerikanen werd bevrijd. Daarna werden de “ontheemden” uit die omgeving teruggestuurd naar het land van herkomst. Grootvader vertelde dat er een bende dwangarbeiders is geweest en dat het tot plunderingen en gevallen van het spelen van eigen rechter was gekomen.
Een nieuw begin in Slask
Mijn grootouders zijn uiteindelijk naar Slask (Silezië, Polen) getrokken. Grootmoeder wist al wel hoe voormalige dwangarbeiders in het Sovjet vaderland werden behandeld. Grootvader wilde meteen naar Kedziórka terug. Er waren echter geruchten dat er tyfus heerste en de plaats vernietigd was. Gelukkig vonden ze samen de familie van grootvader terug. Alleen overgrootvader was kort daarvoor overleden, het was hem echter nog wel gelukt de in Polen verblijvende kinderen bij de boeren terug te vinden. De familie is naar Silezië gegaan, omdat bekend was dat daar de door Duitsers verlaten huizen vrij waren, en er gelokt werd met werk.
Het verzet van de andere grootouders
De grootouders van mijn moeders kant waren ook door de terreur van de Nationaal Socialistische bezetting verdreven. Ze kwamen uit de omgeving van Lublin. Mijn grootvader Antoni B. (geboren 30-7 1908 in Swory) was tot de bezetting onderwijzer aan een lagere school.
Op een dag in het jaar 1940, kwam er het bevel om zijn leerlingen er op te wijzen, dat men zich vrijwillig voor dwangarbeid in Duitsland moest melden. Maar hij weigerde aan het bevel gevolg te geven en werd daarop als onderwijzer ontslagen.
Zulke verzetsdaden werden zwaar bestraft. Vaak werden de Poolse Intelligentsia rechtstreeks naar het concentratiekamp gestuurd. In het geval van mijn grootvader maakte men hem tot gijzelaar bij de Gestapo, dat wil zeggen, bij gelegenheid van aanslagen of moorden op de Duitse bezetters door het Pools verzet, werden gijzelaars als vergeldingsmaatregel geëxecuteerd. Ik weet dat hij zich regelmatig in het kasteel van Lublin waar het hoofdbureau van de Gestapo was, moest melden.
Antoni had geluk
Hij moest er dus rekening mee houden, dat hij ieder moment zou kunnen sterven. Zo is het een keer gebeurd, dat hij welbewust voor een vergeldingscommando werd opgehaald. Hij had in de gevangenis al met het einde van zijn leven rekening gehouden. Maar men liet hem gaan, omdat men de werkelijke aanslagpleger gevonden had. Dat was echt opmerkelijk, als men weet, dat er in de regel een zeker aantal onschuldige burgers voor een gedode Duitser geëxecuteerd werden.
Een andere keer kwam hij terecht in een razzia. Zijn kleding en bezittingen werden al in het graf gegooid. En weer sloot hij voor zichzelf zijn leven af. Maar de Duitser, die hem fouilleerde, vond een heiligenbeeld in de aktentas van mijn grootvader. Het verhaal gaat dat hij hem daarom liet gaan.
Armja Krajowa
Mijn grootmoeder Henryka en haar zus waren in het Armja Krajowa (= Pools verzetsleger). Er vonden ook bijeenkomsten van samenzweerders in de boerderij van haar familie plaats. Dat was een lange tijd bijzonder gevaarlijk, omdat een soldaat van de Wehrmacht bij hen was ingekwartierd. Toen deze naar Stalingrad werd gestuurd, was iedereen erg opgelucht.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog verhuisden Henryka en Antoni ook naar Silezië.
De zoektocht gaat verder
Voor mij is de kwestie met de geschiedenis van mijn grootouders niet afgesloten. Dat zal ook wel nooit gebeuren. Op veel vragen zal ik waarschijnlijk nooit antwoorden krijgen en moet ik met veel tegenstrijdigheden leven. Ze eenvoudigweg benoemen help al. Juist in het contact met andere nabestaanden van voormalige NS vervolgden voel ik me vrij, mijn gedachten over het lot van mijn familie te delen.
Vertaald door Krijn Smit