Op 1 mei 1945 werden 832 Politieke Gevangenen uit de concentratiekampen van Neuengamme en Dora-Mittelbau voor mannen en Ravensbrück voor vrouwen, door het Zweedse Rode Kruis in de baai van Lubeck gered. De Zweedse arts Hans Arnoldsson uit Göteborg en een aantal andere leden van het 250 tellende team rond graaf Folke Bernadotte hadden dat met SS officieren onderhandeld. Met twee kleine Zweedse schepen, de Magdalena en de Lillie Matthiessen, werden de geredden naar de tweede grootste en tevens meest zuidelijke Zweedse havenstad Trelleborg geëvacueerd.
Onderweg stierven twee verzwakte mannen die allicht te enthousiast van hun Canadees Rode Kruis pakket hadden gegeten. Op 2 mei 1945 kwamen de twee schepen in Trelleborg aan en werden de geredden met muziek ontvangen. De Duitse liedjes uit de concentratiekampen zoals ‘Alte Kameraden’, waren er gelukkig niet bij. Volgens de krant ‘Trelleborgs Allehanda’ van 3 mei 1945 werden niet minder dan 45 ‘levende skeletten’ naar de twee ziekenhuizen overgebracht. De Zweedse dokters en verpleegsters keken met ontzetting naar deze grote groep uitgemergelde en haveloze ex-gevangenen. Mijn vader Maurice De Wachter (Brugge 10/02/1905- Sint-Niklaas 10/08/1994) was ook één van die 832 geredden. Hij werd op 28 juli 1944 aangehouden omwille van zijn verzetsactiviteiten in het Belgisch Geheim Leger en op 31 augustus 1944 naar KZ Neuengamme aan de rand van Hamburg gedeporteerd, alwaar hij in de nacht van 1 op 2 september 1944 aankwam.
© Erald De Wachter
Hun kampkleren moesten zij laten verbranden en in het ‘Varmbadhuset’ (badhuis met warme baden) mochten zij een warm bad nemen en werden zij grondig gewassen met lekker geurende zeep. Een fel verzwakte ex-gevangene overleefde deze luxe niet. In een hangar mochten de overlevenden zelf ondergoed, hemd, das en pull, pet, herenpak, sokken en lederen schoenen uitkiezen. Zij waren geen nummer meer, maar hadden hun naam en voornaam terug! ’s Avonds mochten zij gaan slapen in een heerlijk bed met fris ruikende propere lakens. Vele van hen zegden: “Wij zijn van de HEL in het PARADIJS beland!”
In de concentratiekampen was er een quarantaine periode van een tweetal weken. Die diende echter om er de kampdiscipline met de knuppel in te kloppen. Voor alle evacuatie transporten uit Duitsland op het einde van WO II gold dat de geredde Politieke Gevangenen vooreerst een quarantaine periode van een tweetal weken moesten ondergaan om na te gaan of zij geen besmettelijke ziekten in zich droegen. Ze werden daarbij met alle mogelijke zorg, medicamenten en ook aangepaste voeding begeleid, want de Zweedse geneeskunde stond toen reeds op een hoog peil!
Daarna verhuisden zij naar dorpen en steden in Zuid- en Midden-Zweden om er gedurende twee maanden verder te herstellen en aan te sterken. De 670 Belgen van al die evacuatie transporten werden in 23 verschillende locaties ondergebracht. Mijn vader Maurice was één van de 125 Belgen die in Veinge opgevangen werd, een dorp op 20 km ten zuidoosten van Halmstad. Ongeveer de helft van hen logeerde in een toneelzaal, de andere helft in een school. Zij sliepen weliswaar in stapelbedden, maar slechts één persoon per bed mét matras, propere lakens en dekens. In niets was dat te vergelijken met de stapelbedden in de concentratiekampen waarin zij met 2, 3 of zelfs 4 gevangenen per beddenbak moesten slapen en voortdurend last hadden van rot stro, uitwerpselen door difterie en ontelbare luizen.
© Erald De Wachter
© Erald De Wachter
De Belgen werden bijzonder gastvrij ontvangen, want de weldoeners waren zéér fier dat hún graaf Folke Bernadotte – een rechtstreekse kozijn van de Belgische koningin Astrid – hen gered had. Zij werden daarom door de inwoners van Veinge in de namiddag steeds op thee met gebak uitgenodigd. Zo leerde Maurice de familie van Adolv en Ida Karlsson kennen. Zij hadden een taxi- en autobusbedrijf en Maurice mocht dikwijls met Adolv meerijden.
Op 11 juli 1945 werd de terugreis naar België aangevat. Maurice had een valies bij zich met cadeautjes voor zijn vrouw Hilda en de kinderen. Daar zat onder andere kledij in en ook lederen schoenen voor zijn twee oudste zonen. Maar bovendien een houten juwelenkistje met ‘Herinnering uit Veinge’ er op. Per trein ging het eerst naar Malmö en vervolgens per ferry boot naar de Deense hoofdstad Kopenhagen. De volgende dag, 12 juli 1945, ging het met een DC3 van de R.A.F. naar Evere nabij Brussel. De thuiskomst midden in de nacht in Stekene, in het noorden van het Waasland aan de Nederlandse grens, was zeer uitbundig. Honderden mensen wachtten Maurice op aan zijn woonst en feliciteerden hem met zijn miraculeuze redding.
Een juwelenkistje als souvenir uit Veinge, Zweden
© Erald De Wachter
Het kleinood werd door Maurice op 11 juli 1945 bij zijn terugkeer naar België uit Zweden meegebracht en stond bij hem thuis op een kast. Het heeft maar een minieme financiële waarde, maar de emotionele waarde is bijzonder groot! Na zijn overlijden op 89-jarige leeftijd op 10 augustus 1994 verhuisde het juwelenkistje naar de dressoir van zijn dochter en dus mijn zuster Ghisela. Na haar overlijden in 1998 en vervolgens het overlijden van mijn schoonbroer Jozef in 2009 kwam het in mijn bezit. Traditiegetrouw staat het dus ook bij mij op de dressoir in mijn living. Het is het ultieme bewijs van Maurice zijn wonderbaarlijke redding in de baai van Lubeck door de acties van de Zweedse graaf Folke Bernadotte en zijn team én van de uitermate gastvrije, gulle en vriendelijke inwoners van het dorpje Veinge in Zweden tijdens zijn herstelperiode. De emotionele waarde blijft daarom ook voor mij nog steeds uitzonderlijk groot en het kistje wordt blijvend in ere gehouden.
Dit verhaal verscheen eerst in de pageflow “objecten dragen herinnering” van de concentratiekamp gedenkplaats Neuengamme. Het project is opgezet in het kader van de 76e verjaardag van het einde van de oorlog en de bevrijding van de concentratiekampen. In de Pageflow vindt u andere persoonlijke verhalen van overlevenden en familieleden – verteld aan de hand van persoonlijke voorwerpen die symbool staan voor of verbonden zijn met herinneringen.
1 comment
REDDING DOOR HET ZWEEDSE RODE KRUIS IN DE BAAI VAN LUBECK
goed dat deze unieke redding door Erald de Wachter vermeld werd. Alleen krijgt hier het Zweedse Rode Kruis te veel applaus. Dr. Arnoldsson speelde bij deze actie een belangrijke rol en hij kan tot het Zweedse Rode Kruis gerekend worden. De actie werd echter hoofzakelijk door het Internationale Rode Kruis uitgevoerd. Het ICRC (International Committee of the Red Cross) had een filiaal en een depot in Lübeck. De Zweedse schepen Lillie Mathiessen en Magdalena voeren in charter voor het ICRC, hoofdzakelijk voor de bevoorrading vanuit Göteborg voor het depot in Lübeck. De wat eenzijdige eer aan het Zweedse Rode Kruis en Graaf Bernadotte is een algemeen verschijnsel in de beschrijvingen van de “Actie Witte Bussen”. Opvallend echter vooral in de Nederlands talige reportages. Als de Duitsers voor hun gevangenen hulp bij Arnoldsson zochten waren de laatste Zweedse deelnemers aan de “Actie Witte Bussen” twee dagen te voren naar Zweden vertrokken. Arnoldsson was achtergebleven omdat de zwaar gewonde Zweedse Transportleider Luitenant Hallquist nog in een hospitaal in Schwerin lag. De met de schepen geredde mannen kwamen van het schip de Thielbek en uit een schuur in Sarau ten noorden van Lübeck. (Ik neem aan dat Maurice de Wachter, op de Thielbek was.) Het was overigens de Thielbek en niet de Athen zoals Arnoldsson en enige anderen daarna aangeven. Van beide plaatsen werden de gevangenen met vrachtauto’s van het ICRC afgehaald en naar de twee Zweedse schepen gebracht. De vrouwen (meest uit Ravensbrück, niet uit Neuengamme) die mee naar Trelleborg voeren bevonden zich reeds in Lübeck. Het ICRC had al vroeger de toestemming van de Zweedse regering ontvangen om in groter omvang concentratiekamp gevangenen voor een temporair verblijf naar Zweden te sturen. De verpleging en voeding onderweg van Lübeck naar Trelleborg werd door het ICRC verzorgd. De zeer gulle en gastvrije opname in Zweden is verschillende instanties te danken. Al in het begin van de tweede wereldoorlog had Zweden een noodplan georganiseerd om (binnenlandse) evacuees op te kunnen nemen. Van deze voorzieningen hebben de vluchtelingen uit Duitsland geprofiteerd.
Voor een eerlijker beoordeling van de verantwoordelijken voor het succes van de “Actie Witte Bussen” verwijs ik naar “1945 naar Zweden”, zie http://www.vanommen.de . Ook de Denen zijn in de Nederlandse reportages van de “Actie Witte Bussen” te kort gekomen. Het scheepstransport van Lübeck naar Trelleborg was een van de weinige acties van “De Witte Bussen” zonder Deense deelname. In het boekje “1945 naar Zweden” gaat het o.a. over de vrouwen die omkwamen bij de beschietingen van de “Witte Bussen” door geallieerde vliegers in Noord Duitsland. Hierbij zijn vijf Belgische vrouwen omgekomen en tien Belgische werden gewond, daarvan enige ernstig, in een ziekenhuis in Denemarken opgenomen.
Jan van Ommen