Schrijven over je eigen familiegeschiedenis heeft nadelen.
Als je weggaat, zal ik het zilver nog maar eens natellen,
is een grap die ik veel op feesten en partijen hoor. De grappenmakers hebben in dat geval gelezen dat ik twee leiders van een Haagse inbrekersbende tot mijn voorouders mag rekenen.
Maar gelukkig heeft het publiceren over familieonderzoek voornamelijk voordelen.
Eén daarvan is dat ik af en toe nieuwe verhalen te horen krijg. Het meest ontroerende ontving ik van een verse Facebookvriendin, die mijn boeken bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork had zien liggen.
Is Sjoerdje Letterie uw moeder?
vroeg ze me. Toen ik haar antwoordde dat ze mijn grootmoeder was, vertelde ze me over haar schoonvader.
Hij heette Pel van zijn achternaam en was in 1944 schoenmaker in Hilversum. Destijds woonde ook mijn grootmoeder daar met haar drie kinderen. Haar man, mijn grootvader Martinus, was in 1941 weggevoerd en eind januari 1942 had ze te horen gekregen dat hij in het concentratiekamp Neuengamme was ‘gestorven’.
Razzia in Hilversum
Op maandagmorgen 23 oktober 1944 werd Hilversum hermetisch afgesloten en zwaarbewapende Duitsers haalden straat na straat mannen op in de leeftijd van zestien tot vijftig jaar, die dwangarbeid zouden moeten verrichten. Schoenmaker Pel viel ook in handen van de soldaten. Hij hoorde tot de paar honderd man die tijdelijk bijeengedreven werden op het terrein van de Nederlandse Seintoestellen Fabriek, dat aan de achtertuin van mijn grootouders grensde. Vanaf het Sportpark, het uiteindelijke verzamelpunt, zouden bijna vierduizend Hilversummers naar kamp Amersfoort worden gevoerd.
Schoenmaker Pel wist voor die tijd aan de aandacht van de bewakers te ontsnappen. Hij sprong over de omheining van het fabrieksterrein en kwam in de achtertuin van mijn grootmoeder terecht, die daar aan de wastobbe stond.
Ze duwde hem meteen haar huis in en deed de schuifdeuren en de gordijnen van de achterkamer dicht. Volgens het verhaal dat in de familie Pel rondgaat, verstopte Sjoerdje hun (schoon)vader in de kelder, maar die was in dat huis niet aanwezig. De schoenmaker zat gewoon in de achterkamer.
Ondertussen kwamen de Duitsers huis aan huis naar de ontsnapte man zoeken. Mijn oma vertelde hen dat hij dwars door haar huis gevlucht was en wees hen aan in welke richting hij verdwenen was. Sjoerdje stuurde haar oudste zoon en mijn vader Frank met een briefje naar de familie Pel, om hen te laten weten dat hun man en vader ontsnapt was. Die avond, toen de kust veilig was, vertrok schoenmaker Pel naar zijn eigen gezin.
Toen hij niet lang daarna een zoon kreeg, noemde hij die Sjoerd, naar de vrouw die hem gered had. De vrouw die mij dit via Facebook vertelde, was de echtgenote van Sjoerd. Het verhaal over mijn dappere grootmoeder ging daar nog altijd door de familie. Dankzij het feit dat ik schrijf, kwam het bij mij terecht en dat ervaar ik als een cadeautje.
Een voorbeeld voor mij
Het verhaal raakt me niet alleen omdat ik veel hield van mijn oma, die zich vaak stoerder voordeed dan ze eigenlijk was. Het raakt me ook omdat het verlies van haar man zijn sporen bij haar had nagelaten. Mijn vader zegt weleens, dat ze eigenlijk van verdriet gestorven is. Ik ben ervan onder de indruk dat zij zo zonder aarzelen handelend optrad en meteen deed wat ze moest doen, terwijl ze wist welk risico ze liep. Ze is daarin een voorbeeld voor mij en daarom ben ik blij dat we onze oudste dochter ook naar haar genoemd hebben.
Dit artikel verscheen eerder als column in Gen.magazine 2016-4.