Jörg Watzinger houdt zich al vele jaren bezig met de geschiedenis van zijn familie in de nationaalsocialistische tijd. Centraal in zijn uiteenzetting staat zijn vader Dr. Karl Otto Watzinger, die als sociaal- democraat werd vervolgd en het KZ-Dachau overleefde. Karl Otto Watzinger’s KZ-gevangenschap had tot gevolg dat de psychische aandoening van zijn moeder, Marie Watzinger, ernstig toenam. Ze bracht heel wat jaren door in de psychiatrische afdeling van een kliniek in Göppingen, waar zij kort voor het einde van de oorlog stierf. Met de beschrijving van haar leven richt Jörg Watzinger ook voor dit slachtoffer van de nationaalsocialistische politiek een monument op.
Marie, de bewonderaarster van Goethe
Marie Watzinger, geb. Bollinger, werd in 1880 in München geboren. Ze had twee zusters, Else en Irma. Haar vader was hoogleraar pathologie. Zij volgde geen beroepsopleiding. Theater en literatuur waren belangrijk voor haar.
Op 31-jarige leeftijd trouwde ze op 16 maart 1912 met de archeoloog Carl Watzinger in Giessen. Ze hadden drie kinderen, Karl Otto, mijn vader, geboren in 1913, Helmut, geboren in 1915 en Irmgard in 1921.
Carl diende vanaf mei 1916 als soldaat eerst aan het westelijke front, vanaf augustus 1916 tot juni 1918 als tolk Arabisch bij het Commando Monumentenbescherming onder Theodor Wiegand in Palestina. Marie voedde twee jaar lang de beide zonen alleen op.
Bij de aanstelling van Carl aan het Archeologisch Instituut verhuisde het gezin op 1 oktober 1918 naar Tübingen. Vanaf 1933 bewoonden ze een eigen huis op de Österberg. De vakanties bracht het gezin vaak in Zwitserland in de bergen door. Carl maakte graag trektochten en de berglucht deed haar goed.
In de mondelinge familiegeschiedenis kon ik ook bij navraag onder verwanten bijna niets over mijn grootmoeder aan de weet komen. Gelukkig beschikte ik over de bewaard gebleven briefwisseling die zij twee jaar lang voerde met Karl Otto gedurende diens inhechtenisneming (1939 – 1941), om meer informatie over haar te verkrijgen.
Uit de brieven komt een vrouw naar voren, die in de klassieke literatuur en muziek thuis is. Ze wisselt in de brieven met Karl Otto geanimeerd van gedachten over literatuur. Ze kan zich goed uitdrukken en heeft haar eigen oordeel over gelezen literatuur. Ze leest heel graag briefwisselingen, omdat ze daarin meer over de gedachten en gevoelens van de schrijvers en hun vrienden ontdekt dan in hun boeken.
Voor Goethe heeft ze zeer veel waardering. “Dichtung und Wahrheit”, zijn gedichten, zijn briefwisseling, met name die met Marianne Willemer und “Torquator Tasso”, zijn haar het dierbaarst.
“Het was zo verfrissend Goethe’s gedichten te lezen, ze zijn diepgaand en schalks en ook vrolijk”.
Ze heeft een heldere zelfwaarneming en ook zelfspot.
Er wordt thuis klassieke muziek beluisterd. Voor de radio luistert ze naar Beethoven, Mozart, Haydn en Bach. Ze speelt zelf graag piano.
Verlangen naar haar kinderen
Al in 1939 wordt zij door astma zeer belemmerd. Wandelingen zonder hellingen boven op de Österberg in Tübingen maakt ze dagelijks. Voor wandeltochten op de bergweide of in Zwitserland, die drie jaar eerder nog zonder problemen mogelijk waren, ontbreekt haar de adem. In dit jaar wordt ook Karl Otto wegens hoogverraad tot twee jaar tuchthuis veroordeeld. In 1940 wordt Irmgard, ook gedurende haar voorbereiding op het eindexamen, volledig in de huishouding ingezet.
Van april tot augustus 1940 werkt Irmgard in de Arbeidsdienst. Helmut studeert in Darmstadt. Een angstaanjagende tijd voor Marie. Dan verbaast het haar dat het toch nog niet zo slecht gaat.
Hoe zeer ze haar kinderen mist, komt in veel brieven tot uitdrukking. Vooral Irmgard’s frisheid en vrolijkheid vermeldt ze in veel brieven.
Op 25 november 1940 wordt in Tübingen haar 60e verjaardag gevierd. Karl Otto zit in de gevangenis wegens steun aan hoogverraad.
Na zijn vrijlating in september 1941 gaan de ouders met hem drie weken op vakantie in het Zwarte Woud. Nog maar net weer thuis aangekomen wordt hij op 30 september afgevoerd en naar het KZ Dachau gedeporteerd.
Met zijn vrijlating eindigen de bewaard gebleven brieven van mijn grootmoeder. Karl Otto correspondeert nu nog alleen met zijn vader. Marie schrijft, als ze dat al doet, alleen nog korte zinnetjes.
In het KZ Dachau waren geen bezoeken meer mogelijk. Gedurende het verblijf in de gevangenis hebben vooral zijn vader en z’n broer hem regelmatig bezocht.
Wat is er met Marie gebeurd?
Over de laatste drie levensjaren van Marie stond mij slechts de briefwisseling van mijn grootvader Carl met de kliniek in Göppingen en van Carl met zijn schoonzus Irma als bron ter beschikking. Bovendien heb ik in de zomer van 2010 met mijn zuster de kliniek in Göppingen bezocht, waar wij het medisch dossier van 1942 tot 1945 konden inzien.
Marie’s psychische ziekte
Met het wegvoeren van Karl Otto naar het KZ Dachau (herfst 1941) werd de toestand van Marie veel slechter. Naast de lichamelijke beperking door de zware astma deden zich psychische problemen voor. Ze kon zich op niets concentreren, ze was onrustig, sliep slecht, praatte veel en kon de huishouding niet meer doen.
Na een jaar (herfst 1942) werd zij voor de eerste keer naar Göppingen in de psychiatrische kliniek overgebracht. Zoals men uit de brieven kan opmaken, gaat aan deze beslissing een langdurige bemoeienis vooraf voor wat betreft de juiste inschatting van haar toestand. Bij de Raad van Specialisten werd informatie ingewonnen, bijvoorbeeld bij Professor Robert Eugen Gaupp in Tübingen. (Opm. van de red.: Gaupp was al in de jaren ’20 een pleitbezorger voor de zogenaamde “rassenhygiëne”).
In de kliniek werd een zware depressie en verslaving aan een oppeppend astmamedicijn gediagnosticeerd. Tijdens haar verlof lukt het de familie niet om het medicijngebruik terug te brengen tot de voorgeschreven dosering.
Marie’s toestand wordt slechter
Na 2 jaren in de kliniek constateren de artsen steeds meer gewichtsverlies, voortkomend uit voedselweigering. In deze periode is Karl Otto als KZ – gevangene ingelijfd bij de SS-Divisie Dirlewanger. Irma, Marie’s zuster, sterft ten gevolge van een bombardement op Giessen. Marie weegt nog maar 39 kg. Bedrust wordt voorgeschreven. Naar men zegt om grote onrust bij het opstaan tegen te gaan. Op 4 mei 1945 sterft ze in de kliniek.
Ook Marie is slachtoffer van de Nazi’s geworden.
De oorzaken van de achteruitgang in de toestand van Marie die tot de opname in de kliniek hebben geleid, waren de gevangenname van Karl Otto in 1939, het begin van de oorlog in 1939, en in hoge mate de inhechtenisneming van Karl Otto in 1941. De psychiatrie gaf in deze tijd in Duitsland geen therapeutische ondersteuning voor de patiënten. Men hanteerde de politiek van de afzondering en het “opruimen” van niet levenswaardig geachte levens. Het was levensgevaarlijk, psychisch ziek te worden. In het laatste half jaar krijgt ze dagelijks insuline toegediend, zogenaamd om de eetlust op te wekken; zo staat het in het ziekenhuisdossier. Of bij deze medicatie Marie’s dood slechts louter op de koop werd toegenomen of dat deze zelfs het doel van de behandeling was, houdt mij zeer bezig. (Opm. van de red.: de vermoedens van de schrijver houden verband met de inzichten over de toepassing van de “insuline comatherapie” en andere vormen van insulinegebruik in psychiatrische afdelingen gedurende de nationaalsocialistische tijd).
Mijn vader overleefde 3 jaren KZ Dachau. Mijn grootmoeder stierf. Ook zij is een slachtoffer van de NS -vervolging.
Onze moeder
4 mei 1954
Je bent ons ontnomen, ver van het land
Waar je dertig jaar gelukkig hebt geleefd.
Je hebt de vrede en de rust gevonden
Die jouw ziel al zo lang verlangde.
Zo eenzaam en verlaten ging je weg van ons,
Het hart bedrukt door zorgen en door leed.
Wij konden niet meer troosten en je omarmen
En er kwam voor jou geen blij bericht.
Te broos om de zware last van ’t noodlot te dragen,
Bleef jouw wens naar thuiskomst onvervuld:
Je blijft voor ons in alle komende dagen
Van moederliefde het onvergetelijk beeld.
Hoe jij ons met een blij hart hebt begeleid
En, trouw en oprecht te zijn, ons hebt voorgeleefd,
Hoe jouw liefdevolle koers ons heeft geleid.
Jouw liefdevolle geest omzweeft ons nu voor altijd.
Vertaling: Wim van der Sluis