Bruno Neurath – Wilson vertelt hier over zijn vader Willi Neurath, die als politiek gevangene meerdere concentratiekampen overleefde, over zijn moeder Eva, die haar man in zijn verzetsactiviteiten ondersteunde, over zijn kindertijd en vroege jeugd met een vader die trouw bleef aan zijn idealen, en waarom hij de geschiedenis van zijn ouders publiekelijk wil delen.
Mijn vader Willi Neurath
Mijn vader behoorde tot een familie met een socialistische “traditie”. Zijn vader kwam uit Wenen en was boekdrukker. Mijn vader was boekbinder – een belezen en geschoold arbeider. Hij werd geboren in 1911 in Erfurt.
Na zijn dood heb ik z’n bibliotheek geërfd en was verbaasd over zijn lees-honger en leestempo. In ieder boek noteerde wanneer hij het had gekocht en gelezen. Hegel, Lukacz, Bloch, Hannah Arendt en nog vele anderen – natuurlijk ook de socialistische klassieken.
Hij had nog drie broers. Drie van de vier waren communist, één sociaal-democraat.
Helaas was ik pas 13 jaar oud toen mijn vader in 1961 aan de gevolgen van gevangenschap en marteling stierf, zodat ik hem over zijn politieke ont-wikkeling geen vragen meer kon stellen.
Als communist is hij in Keulen gearresteerd, als sociaaldemocraat is hij bevrijd. Hij heeft zich echter nooit bij een van de partijpolitieke sjablonen laten indelen.”
Hij werd uit de KPD gestoten omdat hij als een Trotskist werd beschouwd. Hij heeft zich aangesloten bij de zogenaamde “Linkse Oppositie”. Van mijn moeder weet ik dat hij verontwaardigd was over de “Sozialfaschismus-theorie” van de partijleiding. Een tijd lang heeft hij ook als topambtenaar voor de KPD gewerkt (bij de Keulse werklozencomités, een propaganda-organisatie van de partij) en de partijschool bezocht.
Mijn ouders
In 1935 werd hij gearresteerd en in een proces wegens hoogverraad tot vijf jaar tuchthuis veroordeeld. Hij maakte deel uit van een netwerk, waarvan de actieradius (vooral voor de verkoop van illegale drukwerken) zich uitstrekte van het Roergebied tot in het Rijnland. Ook een broer van mijn vader (Hans) zat in het verzet. Hij stelde zijn adres voor de verkoop van illegale drukwerken vanuit Amsterdam ter beschikking en hij werd tot twee jaar tuchthuis veroordeeld.
Tijdens het verblijf in het tuchthuis Vechta leerde hij een kameraad uit Keulen kennen; die vroeg hem of hij na z’n vrijlating zijn echtgenote wilde bezoeken en haar een bericht wilde overhandigen. Dat deed hij en hij leerde bij die gelegenheid de stief-dochter van deze kameraad kennen. Zij werd later zijn vrouw.
Tussen tuchthuis en concentratiekamp in (voor de tweede arrestatie in 1942) zijn mijn ouders in Keulen getrouwd.
Het was een “sterk huwelijk”. Mijn moeder bleef onvoorwaardelijk trouw aan haar man en ze heeft met hem in het verzet gewerkt. Vaak bracht ze op de fiets vlugschriften naar Düsseldorf.
Tussen de oude papieren van mijn moeder vond ik later een dikke bundel met brieven, die hij haar uit het KZ Buchenwald en KZ Neuengamme heeft geschreven. Mijn moeder bezocht haar echtgenoot onaangekondigd in het kamp Buchenwald – dit vind ik geweldig en het mag niet onvermeld blijven.
Een moedig bezoek
Zij en haar moeder hebben zich samen voorgedaan als wandelaarsters en zijn over de Ettersberg bij Weimar gaan lopen om de bewaking te observeren. Ze stelden vast dat één van de jonge bewakers van de wacht buiten de omheining Litouws sprak – haar moedertaal. De volgende dag heeft ze het ongelooflijke gewaagd om juist deze jonge Litouwer in zijn moedertaal aan te spreken; ze legde hem uit dat ze het kamp in wilde om haar echtgenoot te spreken. Hij heeft haar binnen gelaten en
Kort daarna stond ze in het bureau van de commandant en vroeg naar haar echtgenoot. En inderdaad kon ze hem gedurende een half uur zien.
“Cap Arcona”
Mijn vader was één van de overlevenden van de “Cap Arcona”. Daardoor zijn mijn zus en ik in Neustadt/Holstein geboren. Mijn moeder had in de laatste weken voor de bevrijding het contact met hem verloren. Zij wist nog wel dat hij in Neuengamme zat, maar dat hij naar dat schip was weggevoerd, wist ze niet. Zij was assistente bij de Marine en gedurende de ontbinding van de Marine werd ze bij de duikbootopleiding in Neustadt gestationeerd. Zoals alle inwoners van Neustadt heeft ook zij de schepen wekenlang op zee zien liggen en op de derde mei zien branden – en ze wist niet dat haar man aan boord was. Vanzelfsprekend wist ook hij niet dat zijn vrouw zich maar op enkele kilometers afstand van hem op het vasteland bevond….
In Neustadt fantaseerde men van alles en nog wat over deze schepen, want niemand wist er het fijne van, niet over de be-manning, noch over bestemming en doel. Het gerucht deed de ronde dat er aan boord “misdadigers” zouden zitten….. Op de morgen van de 4de mei ging ze naar het strand. Later vertelde ze steeds maar weer dat ze zich achteraf vaak heeft afgevraagd wat haar naar die plek had getrokken.
Aan de andere kant van de weg kwam haar een vervuilde, gewonde en onherkenbare man tegemoet. Zij wilde doorlopen, maar hij kwam direct op haar af en zei “Muppel” tegen haar…. haar koosnaampje.
Het was haar man….. zij had hem niet kunnen herkennen. Van schrik en niet te bevatten vreugde viel ze flauw in de greppel. Ze waren weer bij elkaar!
Mijn vader kon niet zwemmen en daarom heeft hij de sprong in het koude water niet aangedurfd, maar is op het slagzij ma-kende, brandende schip blijven zitten. Op de avond van de 3e mei haalden de Engelsen hem en enkele andere overlevenden van boord.
Het Brits Militair Bestuur gaf mijn ouders een grote villa met rieten dak als voorlopige woning. Deze villa die aan een welgestelde nazi moet hebben toebehoord, werd het geboortehuis van mij en mijn zus (zij in 1946 – ik in 1948).
Mijn grootmoeder van moederszijde kwam naar Neustadt en ook haar man ( …. die mijn vader in het tuchthuis Vechta had leren kennen en die tot 1945 on-onderbroken in andere tuchthuizen en kampen had gezeten; tot slot bijna drie jaar in Dachau).
De villa stond (…..staat nog altijd) niet ver van de plek waar mijn ouders elkaar weer hebben ontmoet. Het huis – in Neustadt bekend als “Haus am Kiebitzberg”- staat hemelsbreed gezien direct achter de herdenkings-begraafplaats aan het strand.
Deze gebeurtenis, deze wonderbaarlijke ontmoeting van mijn ouders aan het strand van Neustadt, “hing” tientallen jaren boven ons gezin en heeft na de dood van mijn vader m’n moeder (en ons, kinderen) altijd weer beziggehouden en diep geraakt.
Na de Bevrijding
Na de bevrijding heeft mijn vader zich direct weer op de politiek gestort. In Neustadt werkte hij bij het gemeentebestuur. Hij be-kommerde zich met enkele kameraden om de berging van de lichamen uit de “Cap Arcona” en zette zich in voor de aanleg van de herdenkingsbegraafplaats aan het strand.
Later heeft hij op het Ministerie van Binnenlandse Zaken in Kiel gewerkt. Hier was hij als afdelingsleider verantwoordelijk voor de zaken be-treffende de politieke “Wiedergutmachung “. Hij is na onenigheid met dit werk gestopt.
Van mijn moeder weet ik, dat hij diep teleurgesteld was voor wat betreft de weinig ruimhartige manier waarop de aanspraken op “Wiedergutmachung” van socia-listische en communistische verzetsstrijders dikwijls werden afgehandeld.
Door mijn speurtocht naar een artikel over de “Cap Arcona” in DIE ZEIT in het jaar 1995, vond ik in het “Public Record Office” in Londen (het Britse Staatsarchief) aantekeningen van het Brits Militair Bestuur te Neustadt over mijn vader. Volgens deze notities werd hij beschouwd als een ontoe-geeflijke, ook in bepaalde opzichten als niet geliefde man (en dat niet alleen bij politieke tegenstanders). Hij was voorzitter van de SPD-fractie in het districtsparlement van Oldenburg/Holstein en hij werd in de aante-keningen als “dictator” omschreven, tegen wie zelfs zijn tegenpartij, de meerderheidsfractie van het CDU, niet opgewassen was.
Later in de Sleeswijk–Holsteinse SPD stond hij op het punt afgevaardigde voor de Bundestag te worden, maar ook hier moet hij ruzie gehad hebben, want hij werd niet gekozen.
Mijn moeder vertelde dat hij zijn politieke overtuigingen trouw bleef en
im Herzen Sozialist
was gebleven, maar zich in de politieke realiteit van het naoorlogse Duitsland niet thuis voelde. Heel vaak moest hij zich te-weerstellen tegen lieden die in de nazitijd “fout” waren en die nu weer invloedrijke posities bekleedden. De restauratieve ontwikkeling van Duitsland heeft hij vroeg zien aankomen, maar hij kon zich van zijn kant daarin nooit “schikken”….. Vandaar wellicht ook zijn ontoegeeflijke houding.
Hij heeft zich na onze verhuizing naar Keulen (1954) niet meer met de politiek beziggehouden. Zijn energiereserves waren uit-geput, zowel voor wat betreft zijn lichamelijke gezondheid als duidelijk ook “ideologisch”. Ooit had hij zich in Kiel in een bedrijf waar hij in de ondernemingsraad zat, voor vijf vrouwelijke collega’s ingezet die zouden worden ont-slagen. Zijn strijd tegen dit ontslag was succesvol, maar de vijf vrouwen bedankten hem met geen woord en niet veel later heeft men hem ontslagen. Mijn moeder vertelde vaak dat hij dit nooit heeft kunnen verwerken.
Thuis
In Keulen had hij al zijn krachten nodig voor het gezin en het werk. Soms ging hij met mij naar worstelwedstrijden en ge-wichtheffen of naar het voetbalstadion.
Ik zal nooit vergeten hoe hij mij een keer onderweg daarheen uitleg gaf over de
Otto -motor.
Hij las heel veel. Af en toe bleef hij na het ontbijt op zondagochtend met het gezin aan tafel zitten om ons iets voor te lezen.
Hij was een uitstekende ambachtsman en hij repareerde onze schoenen zelf. Hij hield van vogels en bouwde voor hen grote houten kooien (de grootste was 2 meter lang en stond in onze kinderkamer). Voor mij maakte hij een Märklin–metaalbouwdoos en deze mij met kerst cadeau gedaan. Hij kocht enkele originele onderdelen en hij heeft maandenlang in de kelder tientallen onderdelen nagemaakt.
Toen we kleine kinderen waren hadden we een kerstboom. Toen wij ouder waren was hij van mening dat we dit “waardeloze ding, zoals hij wel zou hebben gezegd, niet meer nodig hadden. De kerstboom werd afgeschaft….
Diverse vormen van lichamelijk lijden (diabetes, reuma, hartinfarcten) werden gezien als directe gevolgen van zijn gevangen-schap. Hij heeft tot aan de grens van belastbaarheid in zijn beroep gewerkt en hij wilde zich door zijn aangetaste lichaam niet laten inperken.
Mijn moeder vertelde eens dat hij ’s morgens naar het werk ging en dat ze dacht dat het niet goed met hem ging. Ze is hem ge-volgd en ze zag hoe hij onderweg stilstond, tegen een huismuur leunde ….. en weer doorliep. Ze heeft hem toen mee terug ge-nomen. Een paar dagen later kreeg hij een hartinfarct.
Zonder woorden over het verleden spreken
Hij was een erg strenge vader, af en toe zeer streng en hard. Maar mijn zus en ik verloren nooit het respect en de liefde voor hem, ook niet op de momenten waarop we als kinderen vanzelfsprekend niet konden begrijpen waarom hij zo hard was.
Toch vermoedden we op de een of andere manier wel iets, want in onze woonkamer hingen etsen aan de wanden die het leven in het concentratiekamp toonden. Een vierdelige serie met thema’s als wreedheid, leed en solidaire hulp.
Deze beelden stonden ons als kinderen voortdurend voor ogen; misschien hebben ze ons ook zonder woorden iets over hem gezegd.
Over de gevangenisjaren heeft hij ons niets verteld – ook niets aan mijn twee jaar oudere zus. Op het voorhoofd had hij een klein litteken uit Buchenwald. Welk voorval daarvan de oorzaak was, wist niemand, ook zijn vrouw niet.
Zijn laatste jaren stonden vooral in het teken van een zware strijd tegen het verval van lichamelijke krachten. Diverse ziekenhuis-opnames en wekenlang lag hij ziek thuis. In zijn bedrijf (“der Deutsche Ärzte Verlag”) waar hij als boekbinder werkte, stond hij in hoog aanzien bij collega’s en bij de leiding van de onderneming.
Mijn vader is thuis gestorven (op 13 april 1961). Hij wist dat zijn einde naderde en twee dagen voor zijn dood heeft hij ons om zijn bed bijeengeroepen en afscheid van ons genomen.
Mijn zus en mij heeft hij laten beloven dat we ons altijd voor de socialistische doelen en idealen zouden blijven inzetten.
Ik ben dankbaar voor deze ouders. Zij hebben mijn leven diepgaand beïnvloed en met “betekenis gevuld”.
Een monument voor mijn ouders
Het was altijd mijn wens om deze geschiedenis van mijn ouders voor een breder publiek toegankelijk te maken. Het ging – en gaat – mij om een monument niet alleen voor mijn ouders, maar ook voor al die vele onbekende “naamloze” verzetsstrijdsters en -strijders. Om hen, die hun leven en hun gezondheid al op het spel hebben gezet, toen veel mannen op de 20ste juli zich nog tot de eed op hun “Führer” verplicht voelden.
In het jaar 2013 heb ik het idee om deze geschiedenis als thema voor een studenten– examenwerk te verfilmen, voorgelegd aan Professor Reiner Nachtwey van de Fachhochschule Düsseldorf. Professor Nachtwey heeft dit idee opgepakt en voorgelegd aan Tatjana Krause en Sebastian Kenzler. Zij hebben uit het verhaal een korte film van 15 minuten samengesteld en deze ingediend voor hun masterdiploma in de vakgroep Design. Over enkele jaren, wanneer alle getuigen zullen zijn gestorven, zullen we voor de vraag staan hoe we dan de “gebeurtenissen van toen” nog kunnen vertellen en voor die vraag staan we vandaag al. Het zal al-leen via de media mogelijk zijn – dat is de enige weg om de verhalen “te bewaren” en “overdraagbaar” te maken.
Mijn oprechte wens als zoon van een KZ-gevangene en zijn vrouw, die zeer consequent en krachtig achter haar man heeft gestaan, was altijd om met de geschiedenis van mijn ouders ook een concrete bijdrage te leveren aan de toekomstige herdenkingscultuur.
Het voorval van hun onverwachte “elkaar- weer- tegenkomen” op de 4de mei 1945 in Neustadt is immers ook de voorge-schiedenis van mijn eigen bestaan.
Op de 17de juli 2015 was de film voor de eerste keer voor het publiek te zien in het kader van de open dag van de Fach-hochschule Düsseldorf. Met een enorme inzet aan tijd, betrokkenheid en creativiteit is het Tatjana Krause en Sebastian Kenzler gelukt een indrukwekkende film te maken. Zie de website voor de voltooiing van deze film: http://4-5-45.de/
De film zelf is volgens de schrijver te zien op vimeo: https://vimeo.com/201824159/48f672a5bb
Opmerking van de redactie: in het eerste deel van dit artikel oriënteert de schrijver zich vooral op een in 2004 geschreven verslag. Het verslag werd overgenomen uit het “Archiv der KZ- Gedenkstätte Neuengamme”.
Vertaling: Wim van der Sluis, juni 2018