
Jean-Michel Gaussot. © KZ-Gedenkstätte Neuengamme.
In het boek “Ode au grand absent qui ne m’a jamais quitté” (Ode aan de grote afwezige die me nooit verlaten heeft) verschenen in 2016 bij Uitgeverij L’Harmatan, brengt Jean-Michel Gaussot, zoon van een lid van het Franse verzet die de deporatie in de Nazikampen niet overleefde, hommage aan zijn vader die hij nooit gekend heeft.
In een videointerview met zijn uitgever, legt hij de redenen uit waarom hij in de pen kroop en welk doel hij had om dit verhaal te publiceren en dus publiek te maken.
Interviewer: U heeft een boek “Ode au grand absent qui ne m’a jamais quitté” gepubliceerd bij uitgeverij L’Harmattan. Hoe bent u ertoe gekomen om dit boek te schrijven?
Gaussot: Het verlangen om dit te schrijven had ik al zeer lang, al meerdere decennia, maar het duurde zeer lang voordat ik startte met schrijven. Eerst en vooral had ik weinig tijd door mijn beroep als diplomaat, daarna was ik wel op pensioen, maar ik miste vooral belangrijke elementen om de laatste maanden van het leven van mijn vader te vatten, van zijn aankomst in het concentratiekamp Neuengamme in het Noorden van Duitsland op 24 mei 1944 tot zijn overlijden in het buitenkamp, Wöbbelin, een echt dodenkamp, de 23ste of de 24ste april 1945. Er is twijfel over de exacte datum.
Het was na het overlijden van mijn moeder in november 2012 dat ik tussen haar papieren en persoonlijke documenten, brieven vond van de vrienden van mijn vader die ook gedeporteerd waren en die getuigden over hoe de deportatie verlopen was, over de omstandigheden waarin ze daar leefden, of eerder overleefden en hoe er velen stierven in deze verschrikkelijke plaatsen. Het zijn deze documenten die me in staat stelden om het moeilijke en laatste deel van mijn vaders leven te reconstrueren.
Interviewer: Vertelt het boek enkel over uw vader, of ook over het lot van anderen?

Helene, de moeder van Jean-Michel, met haar dochter Christine
Gaussot: Mijn vader is uiteraard het centrale personage, maar mijn moeder is het tweede belangrijke personage omdat ik in haar dossiers kleine agenda’s vond uit 1943, 1944 en 1945. In die kleine agenda’s schreef ze van dag tot dag haar gedachten, haar hoop, haar angsten en haar twijfels. Die agenda’s werden dus zeer persoonlijke dagboeken en dat heeft me in staat gesteld de precieze omstandigheden te begrijpen tussen haar lange wachttijd, met de verlangens naar de terugkeer van mijn vader, en 3 juni 1945, de dag dat ze geïnformeerd werd, bijna 6 weken na de gebeurtenis, dat haar man overleden was. Dus op die manier is mijn moeder het tweede personage.
Het derde personage dat ben ikzelf. Mensen die me goed kennen weten dat ik eerder discreet ben en niet zo graag over mezelf vertel. Maar het is niet over de huidige “ik” dat ik vertel, ik praat over het kind en de tiener die ik lang geleden was, zoals Rimbaud zei: “Je est un autre” (Ik ben iemand anders). En door over het kind en de tiener te praten, heb ik niet het gevoel over mezelf te praten.
Maar weet je, de situatie van weeskinderen die hun ouders nooit gekend hebben is vreemd. Voor hen bestaan die overleden ouders niet in hun herinneringen, maar wel in hun verbeelding, wat heel verschillend is. Dat zorgt ervoor en heeft me ertoe gebracht de afwezige vader totaal te idealiseren. Tot bijna een soort god, in alle geval een mythische persoon die alle kwaliteiten bezat, eens te meer omdat mijn moeder en mijn grootouders mijn vader steeds beschreven als een onaantastbare held.
Dus daarover gaat het ook in het boek, zeker het laatste deel waar ik eindig op mijn 18de verjaardag, de leeftijd dat ik volwassen werd.
Interviewer: Wat was uw doel voor het schrijven van dit boek?

Jean Gaussot
Gaussot: Het belangrijkste doel was om ode te brengen aan mijn vader, aan de man die zijn leven verloor door zijn engagement in het verzet. Maar daarnaast is het boek een dubbele getuigenis. Eerst en vooral over de pijn van een jonge vrouw en jonge moeder van een gezin die het gevoel had dat de wereld verging toen ze vernam dat haar man overleden was. In tweede instantie over de psychologie van een kind dat nooit stopt met denken aan de vader die hij nooit kende, en steeds vreest hem nooit waardig te zijn.
Het is een verhaal tussen de andere verhalen over dit onderwerp, ik ben zeker dat er velen zijn, maar de reacties die ik tot nu toe kreeg, doen me geloven dat het emoties losmaakt en interesse opwekt van heel wat lezers. Althans dat is wat ik absoluut hoop.
Door dit boek te schrijven, heb ik geprobeerd een indruk te geven van het leven van mijn vader, hem weg te nemen uit het anonieme massagraf waar zijn stoffelijk overschot ligt, en hem uit de vergetelheid te halen omdat dat, zoals ik zeg in het boek, net een tweede dood is.
Naast het persoonlijk doel om het boek te schrijven, wens ik de lezer zijn aandacht te vestigen op een zeer specifieke vorm van deportatie, de deportatie die voortkomt uit repressie, de deportatie van de verzetsmensen. Reeds verschillende jaren staat de Shoah, de Holocaust, in de schijnwerpers, en dat is goed. We moeten nooit stoppen met spreken over de Shoah, over de verschrikkelijke misdaden die werden begaan, als deel van een beleid om de Joden, Sinti en Roma uit te roeien.
Maar men mag de andere slachtoffers ook nooit vergeten, nl. de mensen van het verzet. Als mijn boek kan bijdragen aan het in leven houden van de herinnering aan de deportatie in al zijn vormen, dat zou me gelukkig maken.
Vertaald door Kristof Van Mierop