Martinus Letterie, Henk Robeer, Gerrit Meerbeek,.. zouden als het woord niet zo afgezaagd was – helden genoemd kunnen worden. Ze deden iets dat niet alleen heel moedig was, maar ook in de ware zin van het woord iets dat uniek is in Europa: ze riepen hun collega’s en het personeel van andere fabrieken op om te staken.
Maar niet om te staken voor meer loon of betere arbeidsomstandigheden, maar ze wilden protesteren tegen de vervolging van Joodse burgers in hun land, Nederland. En dat was het unieke aan deze staking, want nergens anders in Europa behalve in Nederland is er zo’n initiatief geweest tegen de vervolging van Joodse burgers.
Met de woorden “Staakt! Staakt!” liepen ze door de fabriekshallen van een radio- en elektronicafabriek – velen volgden hen. De oproep tot staking had vanuit Amsterdam veel steden in Nederland bereikt, waaronder Hilversum, en had niets minder dan als doel een algemene staking.
Het feit dat deze stakingsoproep uiteindelijk niet succesvol was (niet verwonderlijk gezien de superioriteit van de politie en de Duitse bezettingstroepen) is op dit moment niet van belang: wat interessant en belangrijk is, is eerder waarom zo velen van ons (inclusief ik) er niets van weten. Ik wist er in ieder geval niets van tot november 2021 – totdat Martine Letterie, onze vriendin van de “Amicale International KZ Neuengamme“, me erover vertelde tijdens het forum “De toekomst van herdenken” in de KZ-Neuengamme.
Ik wist er niets van – en het werd me ineens duidelijk hoe weinig ik überhaupt weet over de herdenkingsdagen in Nederland of België of over de aanleiding waarop deze herdenkingsdagen zijn gebaseerd. Het (beschamende) besef werd gevolgd door het besluit om op 26 februari naar Hilversum te gaan voor de herdenking.
Al vijf jaar vindt deze bijeenkomst plaats op de plek waar in de jaren ’30 en ’40 de radio- en elektronicafabriek stond. Elk jaar nemen steeds meer mensen deel aan deze bijeenkomst, meer dan 100 volgden de oproap van de commissie deze keer.
Ik was ook onder de indruk van de toespraak van een leerlinge van een Hilversums gymnasium. Ze beschreef de protestactie van leerlingen van haar school, die enkele maanden na de staking (in augustus 1941) plaatsvond. Deze jongeren waren net zo moedig als de volwassenen – ze protesteerden tegen de vervolging van hun Joodse klasgenoten: Aan het begin van het nieuwe schooljaar hadden ze vernomen dat de Joodse leerlingen niet meer naar school mochten.
Martine Letterie sprak ook op het herdenkingsevenement. Ze gaf ons het manuscript van haar toespraak – hier is de volledige tekst:
We staan hier op de plek waar de portiersloge was van de NSF, de Nederlandse Seintoestellen Fabriek. Mijn grootvader Martinus Letterie werkte daar als magazijnbediende. Hij woonde met zijn vrouw en drie kinderen hier praktisch om de hoek: in de Siemensstraat op nummer 17. Mijn vader Frank was de oudste, hij werd tien in oktober 1941. Zijn zusje Tineke was twee jaar jonger en in april 1941 kregen ze een babybroertje, Jan.
Frank kan zich goed herinneren hoe hij zijn vader hier ophaalde na zijn werk. Hij stond tegenover de poort te wachten tot Martinus naar buiten kwam. Die had de baan bij de NSF gekregen na een lange periode van werkloosheid.
In de crisisjaren was zijn vorige werkgever over de kop gegaan en kwam Martinus op straat te staan. Daardoor veranderde de situatie van zijn gezin drastisch. In korte tijd verhuisden ze drie keer, steeds naar een kleinere, goedkopere woning, om uiteindelijk in de Siemensstraat terecht te komen. Martinus kreeg steun, maar die elf gulden in de week was niet genoeg om van rond te komen. De huur was bijvoorbeeld alleen al 5 gulden. Hij deed alles om aan werk te komen en probeerde intussen op allerlei manieren wat bij te verdienen. Dat viel niet mee, want werklozen moesten elke dag een stempel halen om te bewijzen dat ze geen ander werk hadden.
Door dat alles en door de nieuwe vrienden die hij in deze tijd maakte, veranderdne de politieke opvattingen van Martinus. Waar hij eerst SDAP stemde (de voorganger van de PvdA), koos hij nu vermoedelijk voor een extreem linkse partij. Hij sloot zich aan bij de VVSU, Vrienden van de Sovjet-Unie, en hij was zelfs een tijdje voorzitter van de afdeling Hilversum. Toen hij in 38/39 de baan bij de NSF kreeg, zei hij zijn lidmaatschap op en waren zijn wilde politieke jaren voorbij.
Officieel was de VVSU een vereniging die informatie over de cultuur in de Sovjet-Unie verspreidde, maar in werkelijkheid was die toch echt communistisch. Het was een grote club, ze organiseerde landdagen waar tienduizenden mensen uit het hele land naar toe kwamen. Ik heb de toespraken gelezen van zo’n landdag. Opvallend is, dat die allemaal over het fascisme in Duitsland gingen en bol stonden van de waarschuwingen daarvoor.
Ondertussen bleven de meeste andere Nederlanders lange tijd onwetend over de ontwikkelingen in Duitsland. Om te voorkomen dat het bevriende buurland tegen de haren in gestreken zou worden, wilde de Nederlandse regering lang niet dat de pers daarover berichtte.
In de kringen waarin mijn grootouders verkeerden, was al heel vroeg de volle omgang van de terreur van het fascisme bekend. Direct na het aan de macht komen van de nazi’s in Duitsland in 1933, werden hun politieke tegenstanders, sociaaldemocraten en communisten, vervolgd, gearresteerd en in concentratiekampen opgesloten. Zo werd mogelijk verzet in de kiem gesmoord. De vader van Bruno Neurath, hier aanwezig, werd in 1935 gearresteerd. Sommigen van de gevangenen wisten te ontsnappen of tijdig op de vlucht te slaan naar andere landen. Er kwamen ook van die vluchtelingen naar Nederland – de vader van Inge Kroll, hier vandaag aanwezig, was een van hen – maar ook hier waren ze niet veilig. De Nederlandse politie probeerde hen op te pakken en aan hun Duitse collega’s uit te leveren.
Maar de Duitse vluchtelingen kregen wel hulp van hun politieke vrienden hier in Nederland. Die waren aangesloten bij de Internationale Rode Hulp en boden de vluchtelingen onderdak. Van hen hoorden ze de verhalen over de terreur van de nazi’s uit de eerste hand.
Het verblijf van de vluchtelingen duurde altijd maar kort, ze gingen van de ene stad en het ene huis naar het andere, om te vermijden dat ze werden opgepakt. Op die manier verbleef de vader van Inge korte tijd hier in Hilversum. Ook mijn opa en oma hadden een of meer van die vluchtelingen in huis.
Toen het Duitse leger Nederland binnenviel op 10 mei 1940 en na de capitulatie als bezetter achterbleef, waren Martinus, zijn vrouw en zijn vrienden enorm bezorgd.
Voor veel Nederlanders leek het eerste jaar de bezetting nog wel mee te vallen. Over het algemeen was er daarom nog weinig verzet. Hier in Hilversum schreef de SDAP-wethouder David Lopes Diaz tot in 1940 artikelen tegen het fascisme en de 18-jarige scholier Bill Minco werd in januari 1941 gearresteerd vanwege verzetsactiviteiten, maar zij waren uitzonderingen.
In februari 1941 liepen in Amsterdam de confrontaties tussen de knokploegen van de NSB en strijdbare joodse jongens hoog op. Toen daarbij een NSB’er om het leven kwam en een Duitse agent ammoniak in zijn gezicht kreeg, liet de bezetter als represaille op klaarlichte dag 425 jonge joodse mannen arresteren.
De verontwaardiging van de Amsterdammers was groot en de CPN, de communistische partij Nederland maakte hiervan gebruik door op te roepen tot een algemene staking tegen het antisemitisme. Op 25 februari werden pamfletten uitgedeeld met die oproep: Staakt!! Staakt! Met die pamfletten sprongen er mensen op de trein richting Bussum, Haarlem, Utrecht, Velzen, Zaandam en Hilversum. Gerrit Meerbeek, medewerker van de Fokkerfabriek in Amsterdam fietste naar de NSF en wist via een medewerker het bericht bij de NSF binnen te krijgen. Volgens Bertrams, de leidinggevende van mijn grootvader Martinus, was hij een van de mensen die door de fabriek liep om mensen tot staken op te roepen. Hij hielp mee om de machines uit te zetten.
De tweeduizend werknemers stroomden naar buiten, terwijl ze ‘Streik, streik,’ riepen. De stakers liepen van fabriek naar fabriek en het ene bedrijf na het andere liep leeg. De dag erna verzamelden zich tienduizend mensen in het centrum van Hilversum. Bij het gemeentehuis werden ze geconfronteerd met Duitse militairen. De NSB-burgemeester had de hulp ingeroepen van een in Amersfoort gelegerd legeronderdeel. De stakers keerden naar huis, maar ze hadden hun punt gemaakt.
Stakingsleiders werden opgepakt en naar concentratiekampen afgevoerd. Gerrit Meerbeek werd in eerste instantie ter dood veroordeeld, maar dat werd omgezet in levenslang.
De Hilversumse verzetsman Henk Robeer zei in een interview: ‘SDAP-leden en communisten stonden bij de politie geregistreerd. Na de Februaristaking werd het voor ons groepje tijd om onder te duiken. We stonden immers al voor de oorlog op het politiebureau geregistreerd.’
En zo was het ook. De Nederlandse Centrale inlichtingendienst hield vanaf 1925 een lijst bij van mogelijk gevaarlijke personen. Op de lijst van 6400 mensen stonden maar drie rechts-extremisten en de rest waren links-extremisten. Mijn beide grootouders stonden op die lijst.
Toen Hitler het niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-Unie verbrak op 22 juni 1941, was dat de aanleiding voor de Sicherheitsdienst om de zogenaamde CPN-Aktion in te zetten. In een week tijd werden 600 vermeende communisten gearresteerd, op basis van de lijst van de Nederlandse Centrale inlichtingendienst. Tegelijkertijd gebeurde hetzelfde in Frankrijk en België.
Mijn grootvader Martinus, zijn vrienden Max en Bram Roodveldt, Jan Achterbos en het echtpaar Jan en Rie Nodde – Odinot werden op 25 juni 1941 van hun bed gelicht en naar kamp Schoorl afgevoerd. Daar werd Achterbos vrijgelaten. Mijn grootvader, de Roodveldts en Jan Nodde, kwamen via Kamp Amersfoort in het concentratiekamp Neuengamme terecht. Martinus stierf daar na vijf weken aan vlektyfus, Max en Bram werden in juni 1941 vergast in Bernburg en Jan Nodde werd in september dat jaar in Dachau vermoord. Rie Odinot legde een andere weg af. Via een reeks gevangenissen kwam ze in het concentratiekamp Ravensbrück terecht, dat ze zou overleven. Na vier jaar keerde ze terug naar Hilversum. Ze werd lid van de CPN, raadslid in Hilversum en uiteindelijk zelfs Kamerlid.
De Februaristaking was uniek in Europa. In geen van de bezette landen is er zo’n grote staking geweest tegen het antisemitisme van de bezetter. Uit de woorden van Henk Robeer valt op te maken dat de stakers wisten welk risico ze namen, toch kwamen ze op voor de verschrikkelijke behandeling van hun medemensen. Zij waren moedig en ik kan alleen maar hopen dat wij allemaal die moed opbrengen op het juiste moment.
Vertaling: Karel van der Meer