In 1939 belandde de Duits-joodse familie Birnbaum na omzwervingen in vluchtelingenkamp Westerbork, niet ver van de Duitse grens. Toen daar een weeshuis werd ingericht voor de niet-aflatende stroom vluchtelingenkinderen zonder ouders, kregen vader en moeder Birnbaum de verantwoordelijkheid voor hen. Otto en Hennie Birnbaum deden alles om het leven van deze ‘weesjes’ dragelijk te maken en hun eigen kinderen hielpen hen daarbij, ook toen de transporten naar ‘het oosten’ begonnen.
Uiteindelijk werd de familie zelf gedeporteerd naar het concentratiekamp Bergen – Belsen. Daar namen de Birnbaums opnieuw de zorg voor de wezen op zich.
Martine Letterie reisde naar Israël om de zes hoogbejaarde kinderen Birnbaum op te zoeken, zodat ze het verhaal door hun ogen kon vertellen.
De volgende passage is een fragment uit het boek “Wij blijven bij elkaar” van Martine Letterie, uitgegeven door Leopold in 2020.
Jarig
Bergen-Belsen, 31 juli 1944
Suzi
Zodra Suzi wakker wordt, weet ze het: vandaag wordt ze tien jaar. Toch doet ze haar ogen nog niet open. Zolang ze die dichthoudt, kan de dag nog op een feestelijke manier beginnen. Het is immers een belangrijke verjaardag, want nu hoort ze bij de grote kinderen. Ze is een tiener. Haar lijf tintelt van een soort vrolijke spanning, terwijl ze weet dat het onzin is. Hier is ze niet jarig, er worden in dit kamp geen verjaardagen gevierd. Ze heeft er in ieder geval nooit iets van gemerkt. Toen Zwi jarig in april was, lagen ze nog in de quarantainebarak en was zij nog hartstikke ziek. Ze kan zich niet herinneren of Zwi toen iets gekregen heeft, maar ze denkt van niet.
Om haar heen wordt het gestommel en gepraat luider en luider. Gina raakt met haar voet Suzi’s schouder als ze overeind gaat zitten. Ze fluistert iets tegen Sonni en ineens is het hele bed in beweging. Tegen Suzi’s beide wangen wordt een neus geduwd, en dan een kus. ‘Hartelijk gefeliciteerd!’ klinkt het van twee kanten in haar oren.
Als ze haar ogen opendoet, ziet ze de stralende gezichten van haar twee oudere zusjes. Ze zit nog niet rechtop of Sonni en Gina beginnen te zingen en vanaf het bed tegenover hen vallen Zwi en Sampi in. Mama laat zich uit het bovenste bed zakken en geeft haar een klapzoen.
‘Tien jaar! Wat een grote meid alweer! Dat we je volgende verjaardag in vrijheid mogen vieren.’
‘Met taart,’ zegt Sampi.
‘En cadeautjes,’ vult Zwi aan.
De tinteling in Suzi’s lijf is veranderd in een warme gloed. Het ís een fijne verjaardag zo, ook al is het er een zonder pakjes.
Mama’s vriendin Adi verschijnt naast het bed.
‘Is hier iemand jarig?’ Haar bruine ogen fonkelen.
‘Gefeliciteerd, Suzi. Je tiende verjaardag, dat is toch iets bijzonders.’
Adi knikt Suzi op zo’n speciale manier toe dat Suzi’s hart een slag overslaat. Zou ze…?
‘En daarom heb ik een cadeautje voor je,’ gaat Adi verder. Ze haalt een hand achter haar rug vandaan en steekt die in de richting van Suzi.
‘Alsjeblieft.’
Het is een smalle haarband, die versierd is met kleurige bloemetjes van leer. Heel voorzichtig neemt Suzi de haarband aan.
‘Wat mooi!’
‘Adi toch!’ zegt mama dan. ‘Heb je die zelf gemaakt?’
Haar vriendin knikt. ‘Ja, in de werkplaats.’
Mama slaat een arm om haar vriendin heen, geeft haar een kus en kijkt dan naar Suzi.
‘Je begrijpt zeker wel dat het heel gevaarlijk voor Adi was om dit te maken en mee naar buiten te smokkelen.’
Suzi heeft er geen woorden voor, dus ze knikt maar eens. Natuurlijk weet ze dat. Ze moet er niet aan denken wat er gebeurd was als een bewaker Adri betrapt had. Er trekt een rilling over haar rug.
‘Dank je wel, Adi,’ zegt ze zacht.
Die aait even over haar hoofd.
‘Ik hoop dat de haarband je eraan herinnert dat er een leven is buiten het kamp. Ook voor ons. We moeten de hoop niet opgeven!’
Als het tijd is voor het appèl, loopt Suzi tussen haar zusjes naar buiten. Ze knijpt even haar ogen dicht vanwege de grote overgang. In de barak was het donker, buiten weerkaatst de zon in grote regenplassen.
‘Echt verjaardagsweer,’ zegt Sonni en ze trekt Suzi even tegen zich aan.
Suzi blijft even stilstaan om met gesloten ogen nog meer van de zonnestralen te genieten.
‘Heerlijk! Wie had dat gisteren kunnen denken.’
Sonni geeft haar een duwtje.
‘En nu opschieten, appèl!’
Voor Suzi haar plaats heeft ingenomen, komt papa op haar af en geeft haar een kus.
‘Gefeliciteerd, meiske. De volgende verjaardag vieren we in Jeruzalem.’ Zijn ogen stralen haar zo vol vertrouwen tegemoet dat ze even vergeet hoe mager hij is. Sinds de familie Birnbaum niet meer op de lijst voor Palestina staat, werkt papa in de stobbendienst. Dat betekent dat hij in het bos boomstronken moet uitgraven. Hij zegt er niet veel over, maar het moet zwaar zijn. Hij is elke avond kapot van vermoeidheid.
Voor Yakov de kans krijgt om haar te feliciteren, begint de SS-officier te brullen dat het tellen gaat beginnen. Maar zelfs dat kan Suzi niet uit haar humeur brengen. Het appèl duurt eindeloos. Terwijl Suzi probeert zo stil mogelijk te staan, denkt ze aan haar haarband en de mooie leren bloemetjes. Ineens schiet haar het bloemenkwartetspel van haar vriendinnetje Loes te binnen. Dat bewaart ze onder haar matras en ze haalt het er niet vaak onder vandaan. Niet om ermee te spelen tenminste. Loes heeft haar verteld dat ze elke avond voor het slapengaan naar de plaatjes kijkt.
‘Ik ben bang dat ik een kaart kwijtraak, of dat er een kapotgaat,’ zegt ze steeds als Suzi ernaar vraagt.
‘Op je verjaardag gaan we het spelen,’ heeft Loes haar van de week beloofd. Eerlijk gezegd weet Suzi niet meer hoe kwartetten gaat, zo lang is het al geleden dat ze het gespeeld heeft. Hoe zouden de kaarten eruitzien? Ze probeert zich de plaatjes ervan voor te stellen, maar dat lukt niet. Wanneer heeft ze voor het laatst een echte bloem gezien? Ze kan het zich niet herinneren.
‘Daar is de soep!’
Suzi kijkt op van het boter-kaas-en-eierenspel dat Loes en zij in de blubber tekenen met een stok. Door het hek komen twee vrouwen met een grote pan tussen zich in. Ze buigen allebei iets naar buiten, zo zwaar is de pan. Het kost de vrouwen zichtbaar moeite om de soep binnenboord te houden, want ze zetten zorgvuldig de ene voet voor de andere.
Soep. Suzi’s maag doet pijn van de honger. Terwijl ze weet dat de soep haar maag nauwelijks zal vullen, springt ze op en ze rent naar de barak. Daar vormt zich in een mum van tijd een rij, nog voordat de vrouwen met de pan de barak hebben betreden. Suzi zigzagt tussen iedereen door om zo snel mogelijk bij haar bed te komen. Daar moet ze immers eerst haar bord en lepel ophalen. Ze struikelt over een been en botst tegen een oudere vrouw op.
‘Hé, kalm aan! We hebben allemaal honger!’
Voor Suzi iets kan terugzeggen, is de vrouw al in de richting van de rij verdwenen.
‘Hier!’ Gina komt Suzi tegemoet met haar lepel en de rood emaillen nap die als haar bord dient.
Samen lopen ze naar de rij, die inmiddels behoorlijk lang is. Sonni staat ergens halverwege. Ze wenkt.
‘Hier, Suzi! Je mag voor mij!’
Maar voordat Suzi kan doen wat Sonni voorstelt, wordt ze ruw aan haar arm teruggetrokken.
‘Waar heeft ze dat aan te danken?’
De moeder van Loes geeft Suzi een zet naar het einde van de rij, waar Gina voor mama, Zwi, Sampi en Yakov staat.
‘Het is haar tiende verjaardag!’ zegt Gina verontwaardigd.
Maar het helpt niets. Suzi moet gewoon op haar beurt wachten.
‘Trek je er maar niets van aan,’ fluistert Gina in haar oor. ‘Onder in de pan zit vaak het lekkerste.’
Samen schuifelen ze langzaam naar voren tot ze de pan te zien krijgen. De barakleidster staat ernaast en kijkt toe bij het uitdelen. Ze heeft een stok vast, die ze dreigend in haar hand laat stuiteren. De boodschap is ook zonder dat wel duidelijk. Wie duwt of voordringt, krijgt een tik.
‘Ze is jarig,’ zegt Gina tegen de vrouw die Suzi’s bord aanneemt om het vol te scheppen. Die haalt spottend haar wenkbrauwen op.
‘Je moest eens weten hoe vaak iedereen hier jarig is.’
Nou zeg, net alsof Gina zou liegen! Suzi kijkt de vrouw strak aan.
‘Ik word vandaag tien en dat gebeurt maar één keer.’
Er trekt een schaduw van een glimlach over het gezicht van de vrouw als ze de opscheplepel over de bodem schraapt.
‘Alsjeblieft, jarige jet.’ Ze geeft de nap terug aan Suzi en er drijft zowaar een stukje kool in het groenbruine water.
‘Dank u wel.’ Voorzichtig loopt Suzi terug naar de tafel waar Sonni al een plekje heeft veroverd.
Mama heeft als regel ingesteld dat de Birnbaums voor zover mogelijk samen eten. Dat lukt ook omdat ze altijd zo veel mogelijk bij elkaar in de rij gaan staan. Hoe logisch het ook klinkt, lang niet iedereen doet dat. Sommige mensen slobberen hun soep staand naar binnen zodra ze die te pakken hebben.
‘Ik wilde voor je verjaardag een plekje in de rij veroveren,’ zegt Sonni verontschuldigend tegen Suzi.
‘Dank je!’ Lief dat iedereen haar op zijn eigen manier een cadeautje probeert te geven. Nog voor Suzi een hap heeft kunnen nemen, zegt mama zoals altijd:
‘Langzaam eten, dan heb je er langer plezier van.’
Gehoorzaam lepelt Suzi hapje voor hapje haar soep naar binnen, maar die is toch op voor ze er erg in heeft. Dan kijkt ze naar mama, omdat zij nu elk moment het dankgebed zal uitspreken. Maar ze zegt heel iets anders.
‘Voor we bidden, moeten jullie met me meelopen.’ Ze glimlacht zo geheimzinnig naar Suzi dat haar hart een klein sprongetje maakt. Ze mag niets hopen, mama heeft niets voor haar… Dat kan niet…
Als Sampi voor hen uit rent, haast ze zich toch achter hem aan. Bij hun bed wacht ze gespannen tot mama naar boven is geklommen. Ze komt terug met een beker en een klein lepeltje.
‘Kijk eens,’ zegt mama dan en ze kijkt eerst Suzi aan en dan haar broertjes en zusjes.
‘In deze beker zit pudding die ik gemaakt heb van een heel klein beetje melk, speciaal voor Suzi’s verjaardag. Iedereen krijgt een piepklein hapje, Suzi als eerste.’
Suzi doet haar ogen dicht en laat de pudding op haar tong smelten. Zoiets lekkers heeft ze nog nooit gegeten. Sonni begint als eerste te zingen: ‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven!’ En ineens weet Suzi dat ze zich vanmorgen vergist heeft: jarig ben je overal.