Mijn moeder werd in 1926 in München geboren, maar noch zij noch ik hebben Beiers geleerd. Ze moest haar geboortestad verlaten toen ze drie jaar oud was. Haar ouders waren Joods en ook politiek betrokken bij de Internationale Socialistische Strijd Bond (Internationaler Sozialistischer Kampfbund – ISK).
De familie werd al vroeg geconfronteerd met antisemitisme: in 1929 moest mijn grootvader daardoor zijn bedrijf opgeven; de familie ging eerst naar Berlijn en daarna naar Westfalen. In 1934 emigreerden ze naar Parijs.
Mijn grootvader ging in 1935 terug naar Duitsland om geld te verdienen. Binnen een paar maanden werd hij door antisemitische vijandigheid en aanvallen de dood ingedreven. Mijn grootmoeder overleefde het nazi-tijdperk in Frankrijk en Zwitserland, mijn moeder en mijn tante in Denemarken en Groot-Brittannië. Na de oorlog keerden ze terug naar Duitsland, waar ik in 1960 ter wereld kwam.
Ik kwam niet veel te weten over hun belevenissen tijdens de oorlog en het lot van onze familieleden. Maar ik wist wel een paar dingen: natuurlijk over de zelfmoord van mijn grootvader in Hamburg; over mijn oudoom Max, die werd vermoord in Auschwitz; en ook over mijn oudoom Heinrich, die Theresienstadt overleefde. Toen ik meer dan 15 jaar geleden de vervolgingsgeschiedenis van de hele familie onderzocht, realiseerde ik me dat meer dan twintig van mijn familieleden door de nazi’s zijn vermoord of de dood in gedreven.
Hoewel ik in Duitsland geboren ben en hier nu al 63 jaar woon, had ik lange tijd het gevoel dat ik er niet bij hoorde. Ik bekeek het land als het ware van buitenaf: getriggerd en geagiteerd toen de talrijke verwijzingen naar de activiteiten van neonazi’s en de negering van voormalige nationaalsocialisten openbaar werden; gedistantieerd ten aanzien van de eerste pogingen om de gigantische last van het nazi-verleden te verwerken: De anderen zouden zich daar eerst mee bezig moeten houden, dacht ik – “de Duitsers”, dat wil zeggen de niet-joden. De eerste pogingen om het verleden te verwerken vonden plaats zonder mijn betrokkenheid.

© T.N.
Dat veranderde toen ik mijn familiegeschiedenis voor het eerst openbaar maakte – op het moment dat de eerste Münchense Stolperstein op privéterrein werd gelegd voor mijn familielid Heinrich Oestreicher in 2007. Ik nam de moed op en begon me in te zetten – luid en publiekelijk, ook al ging dit aanvankelijk gepaard met angst. Ik raadpleegde een psycholoog en hij moedigde me aan. Na een paar jaar gaf hij me toen het volgende advies: ik zou er erg Joods uitzien met mijn chique hoed, wat irritatie zou kunnen opwekken. Sindsdien draag ik bij zulke gelegenheden altijd een kippah, maar ik had ook geen band met de joodse traditie en religie. Dus lange tijd zag ik mezelf niet als Joods. Ik vroeg me af of het niet ook “racistisch” was om alleen vanwege mijn afkomst als jood te worden gedefinieerd. Niemand minder dan Sigmund Freud bevrijdde me van deze angst – met dit citaat: “Geen van de lezers van dit boek zal zich zo gemakkelijk in de emotionele positie van de auteur kunnen verplaatsen, die de heilige taal niet verstaat, volledig vervreemd is van de religie van zijn vader – zoals alle andere religies – niet kan deelnemen aan nationalistische idealen en toch nooit heeft ontkend tot zijn volk te behoren, zijn identiteit als Joods voelt en niet anders wenst. Als je hem zou vragen: ‘Wat is er nog joods aan jou als je al die gemeenschappelijkheden met je medejoden hebt opgegeven?“ zou hij antwoorden: Nog steeds heel veel, waarschijnlijk het belangrijkste. Maar deze hoofdzaak zou hij op dit moment niet duidelijk onder woorden kunnen brengen.”
Maar allereerst is “Jood” een woord dat jarenlang nauwelijks kon worden uitgesproken in Duitsland omdat veel mensen het alleen kenden als scheldwoord. Protestantse, katholieke en niet-confessionele Duitse burgers, die zichzelf nooit zo zouden noemen, spraken in plaats daarvan over hun “Joodse medeburgers”: marginalisatie uit onzekerheid.
En dan neigen sommige niet-Joodse medeburgers naar filosemitisme – met andere woorden, ze houden alleen van Joden omdat ze Joden zijn. Lange tijd vond ik dit bijna nog verontrustender dan openlijk antisemitisme. Allebei zijn ze racistisch. Maar nu stoor ik me meer aan de mate waarin “Jood” weer als scheldwoord wordt gebruikt.
Er zijn altijd veel mensen geweest die Joden Israël als hun thuisland aanwijzen, ongeacht waar ze geboren zijn (en hen collectief verantwoordelijk maken voor het Israëlische beleid). Ik was altijd vrij sceptisch over de handelswijze van de Israëlische regering, dus het was moeilijk voor mij om “Israëlcritici” tegen te spreken – ik viel vaak stil tijdens zulke debatten. De plotselinge luidheid, de autoritaire toon en de harde blik van de “Israël-kritische” Duitsers vielen me duidelijk op en ik voelde hun poging om hun eigen schuldige geweten (als dat er al was) vrij te pleiten door de slachtoffers tot daders te verklaren. En soms heb ik de indruk dat de emoties zo sterk zijn, alsof het leven van de “critici” zelf op het spel staat.
Ik denk dat onbewuste angsten voor wraak hiervoor verantwoordelijk zijn. In de laatste jaren van de oorlog probeerden de nazi’s het volk over te halen om stand te houden met doodstraffen voor deserteurs, maar ook met een verraderlijk idee: Als de eindoverwinning uitbleef, zouden de Joden vreselijke wraak nemen op de Duitsers. Deze wraak is grotendeels uitgebleven en dus wacht het collectieve onderbewustzijn er nog steeds op.
Bovendien zijn de nawerkingen van de antisemitische haatzaaierij die door de nazi’s in Duitse hersenen werd geïmplanteerd nog steeds aanwezig, zelfs bij de nakomelingen. Beide worden doorgegeven via kleine gebaren, stemmodulaties, gezichtsuitdrukkingen van ouders of grootouders wanneer ze over Joden praten… Het blijft hangen en gaat diep.
Misschien verklaart dit ook de onverschilligheid van veel niet-joodse Duitsers na de barbaarse terroristische aanval van Hamas op 7 oktober 2023. Voor mij riep de grootste massamoord op joden sinds de Shoah alle gevoelens en reacties op die ik had ervaren tijdens mijn intensieve studie van de naziterreur. Ik voelde me, zoals de meeste Joden, persoonlijk en existentieel geraakt. Ik voelde me net als Igor Levit, die zei: “Ik heb me nog nooit zoveel als een Jood gevoeld”.
Misschien verklaart het ook waarom de propaganda van Hamas vaak meer geloof wordt gehecht dan Israëlische verklaringen. Hier speelt de onbewuste overtuiging dat “de Joden liegen” een rol, vrees ik. En de opluchting van collectieve schaamte over de wandaden van de Duitsers wanneer de Holocaust wordt gelijkgesteld aan de vermeende wandaden van “de Joden”.
Misschien verklaart dit ook waarom Duitsers die zichzelf als “links” beschouwen zo fel gekant zijn tegen het bestaansrecht van Israël en spreken van “apartheid” en “genocide”. De Israëlische sociologe Eva Illouz, die zeer kritisch staat tegenover de regering, schrijft: “Links heeft zijn leidende waarden verraden”. Ook ik voel me in de steek gelaten door groepen en mensen waar ik op vertrouwde. Ik voel me politiek dakloos, omdat ik altijd het gevoel heb gehad dat ik bij het ondogmatische links hoorde, omdat ik heb gevochten en nog steeds vecht tegen kerncentrales, tegen dictaturen in Latijns-Amerika, tegen deportaties naar Afghanistan en tegen rechts-extremisme.
Eva Illouz gelooft dat de enige kans is dat Joodse en Moslim mensen samenkomen en een dialoog aangaan, tenminste in democratische landen. Er zijn zulke groepen, waarvan sommige fantastisch werk doen. Maar hun stemmen worden nauwelijks gehoord in de orkaan van haat en geweld, vooral in de sociale media.
Ik ben het eens met de schrijfster Deborah Feldmann, die zegt “dat er maar één legitieme les van de Holocaust is, en dat is de absolute onvoorwaardelijke verdediging van mensenrechten voor iedereen”. De burgerslachtoffers in Gaza zijn ook onaanvaardbaar en kunnen door niets worden
gerechtvaardigd. Maar ze werden opzettelijk geaccepteerd door Hamas door hun commandocentra direct onder ziekenhuizen, scholen en kleuterscholen te bouwen. Ik ben verbijsterd over hoe goed hun concept om Israël te delegitimeren werkt, ongewild gesteund door de dystopische Netanyahu-regering. En bijna 100 gijzelaars worden nu al twaalf maanden vastgehouden door de terroristen.
En dus ben ik het helemaal eens met de Israëlische zangeres Eden Golan, die in haar lied “October Rain” zingt: “Everyday I’m losing my mind”. En dan zegt: “Breng ze naar huis – nu”.
Vertaling: Martin Reiter